L U C A R D I
Rotvliegen. Met de zoveelste tik sloeg ze tegen haar flanken waardoor er al enkele striemen waren ontstaan. De vliegen bleven maar terugkomen. Rotbeesten. Ze besloot ze maar te negeren en stapte geïrriteerd door. Haar spieren rolden soepel onder haar grijzige vacht terwijl ze overstapte in een fikse en snelle galop. Ze stapte op een takje waardoor die met een luid gekraak open werd gebroken en enkele kleine insecten eruit wurmden. Zigzaggend om enkele bomen die lange, hangende bladeren hadden vloog ze opzij met enkel een spoor van hoefafdrukken achterlatend. Haar ogen stonden strak naar voren gericht om eventuele tegenliggers in de gaten te kunnen houden. Verder stonden haar oren zoals automatisch naar achteren gericht en haar neusgaten opengesperd. Af en toe snoof ze even terwijl ze haar gegaloppeer vervolgde zonder enkele onderbreking. Plotseling rook ze een andere geur. Ze zuchtte even geërgerd maar aangezien ze het paard nog niet in zicht had gekregen ging ze gewoon door. Ach, als dat beest zo graag wou laten weten dat hij er was mocht hij of zij komen. Hij of zij deed zijn best maar. De bomen vlogen voorbij en zo ook de lucht. De wolken leken wel in een up tempo voorbij te vliegen door haar snelheid. Ondertussen liep ze nu wel tegen het lijf van een veel jonger paard als zij. Met een sliding stopte ze waardoor ze nét op het nippertje voor hem neerkwam. "Go away." siste ze. Uit de weg, ze wou haar pad gewoon verder lopen. Zonder in de weg gestaan te worden door zo'n klein nietsnut.