De merrie liep met haar gespierde lichaam langs het water, maar de elegantie van vroeger was er nog in te vinden. Haar zwarte staart tikte in een regelmatig tempo tegen haar achterbenen aan. Een zucht rolde over haar lippen, terwijl de zon op zijn volst scheen, en het water van de rivier, die door het gebied heen meanderde liet schitteren. Ze schudde haar hoofd, waardoor haar manen in beweging kwamen, en vervolgens in de war weer neervielen. Normaal wilde ze dat het goed over haar hals zou gaan hangen, maar op het moment deerde het haar niet dat haar manen kriebelden, ze was erg in gedachten, dat ze zo'n grootse fout had gemaakt. Ze was niet meer boos op Remember, nee, ze was woedend op zichzelf, dat ze zomaar, zo'n goede vriend had laten vallen. Al kende ze hem kort, ze vertrouwde hem zo erg. Woest schudde ze opnieuw met haar hoofd, haar manen gingen er in mee, en in de war, vielen ze opnieuw neer. Ze moest deze gedachte wegstoppen, ver weg in een doos onder de grond, en daar zielig achterlaten om nooit meer gevonden te worden.. Maar ze wist dat ze dat niet kon, deze fout kon ze niet in haar leven wissen. Zou Remember haar ooit vergeven? Weer een zucht kwam haar heel uit, en haar ogen prikten. Ze bleef staan bij het water, en liet haat staart rustig door de wind wiegen. Ze strekte haar hals, totdat haar lippen het koele water aanraakten. Een paar teugen kwamen in haar mond terecht. Ze hief haar hoofd weer, waardoor er verscheidene druppels over haar lippen dansten, en weer in het water vielen.
[Remember. :33]
[Remember. :33]