Wat ruik ik? Het ruikt verkeerd. Ik moet hier weg! Hinnik dan Nojin, domme knol dat je bent! hinnik! Eindelijk sla ik dan toch die angstige hinnik uit die al een minuut vast zat in mijn keel. Al mijn spieren staan gespannen. Hoe graag ik ook uit mijn stal wil, ik kan niet. Ik kan mijn mensen niet verlaten. Waarom komen ze niet? Er is zoveel vuur. Ik slaak nog een hinnik. Angstig begin ik rondjes te lopen in mijn stal. Luid briesend blijf ik mijzelf opjagen. De geur komt dichter. Ik moet er echt uit. Ik steiger, stoot mijn hoofd lichtjes tegen het dak. Het lijkt niet te bloeden ofzo. Mijn hoeven vliegen tegen de staldeur op. Geen beweging in te krijgen. Waar zat ik met mijn gedachten? Ik kon staldeuren openen! Met mijn lippen pruts ik wat aan het slot en krijg het open. Met een kleine duw van mijn neus gaat de staldeur open. Ik hoor nog meer paarden hinniken. Mijn vrienden! Ze staan allemaal opgesloten in hun stallen. 'Nojin!' Hoor ik een van de paarden angstig roepen. Vanachter aan het stallencomplex is vuur. Het komt van het huis! Ik draaf naar de achterste stallen en werk de sloten los. Zo snel als ik kan werk ik naar voor om alle paarden te bevrijden. Ik hoor het dak kraken. Het gaat het begeven. Ik kijk instinctief naar boven. Ik zie hoe de balk naar beneden val. Ik spring naar achteren. Verkeerde kant. De balk valt recht voor mijn neus neer op de grond. Angstig steiger ik en stoot een angstige hinnik uit. Ik spring en begin te galoperen. Kijk niet meer om, ik moet weg van deze plek. Verblind van angst stop ik niet als ik eenmaal veilig buiten ben. Angstig loop ik alle paarden voorbij en vertrek. Weg bij de veilige plek die mijn thuis ooit was geweest. Weg van de plek waar ik was opgegroeid.
Nojin's redelijk korte manen dansten terwijl hij verder galopeerde. Hoe lang liep hij nu al? Twee dagen? Hij was niet eens gestopt geweest om te drinken. Eigenlijk geen probleem voor hem. Als akhal-teke had je nu eenmaal een goede conditie. Nojin was zeker en vast een plaatje als je hem zag lopen. Zijn slanke lichaam was toch mooi gespierd terwijl hij zijn hals kromde. Hij had een prachtige glans over heel zijn huid en een speciale kleur. Zijn vacht was bruinsig met een koperen schijn erin. Als jong veulen was hij vaak naar keuringen geweest. Hij zou een toekomstige dekhengst worden. Nojin had normaal zijn eerste seizoen als dekhengst gehad. Nu zou hij het gezicht worden van de fokkerij. 'The stallion from the golden sands' Zo werd hij wel eens genoemd. Nojin vond het fijn om in the spotlight te staan. Als hij in de ring stond liet hij zich van zijn beste kant zien en vielen ze allemaal voor hem. Buiten de ring was hij een paard met een gouden karakter volgens de mensen. Een paar met de meest fantastische gangen en ook nog eens een springtalent. Niets was minder waar. Nojin was een fijn rijpaard waaruit goede sportpaarden zouden komen die ook nog eens mooi waren om naar te kijken. Nojin was ook geen klein paard, helemaal niet. Hij was redelijk groot voor een akhal-teke. 1.61cm om precies te zijn. Een zucht verliet zijn keel. Hij wou zijn oude leventje terug, niet meer het zogenaamde wilde paard zijn. Hoe kon een tam paard ooit in hemelsnaam overleven in deze wildernis? Hij wist het echt niet. Daarom wou hij hier ook zo snel mogelijk weg. Al was het gras op deze heuvels wel erg aanlokkelijk. Hij besloot om toch maar even te stoppen. Hij zou zo wel weer verder trekken. Zo ver kon een dorp toch niet zijn? Zijn maag rammelde waardoor hij zijn hals strekte. Voorzichtig zette hij zijn tanden om het gras en trok het los. Rustig kauwde hij erop. Nojin was niet gewend te moeten opletten tijdens het eten. Meestal reageerde hij pas als hij de stem van zijn baasje hoorde. Hij was als jong veulen wel eens geschrokken van de hond ofzo maar daar was hij al snel gewend aan geraakt. Vroeger had hij er altijd van gedroomd gehad om vrij te zijn. Zo was hij ook een moeilijk veulen geweest. Maar nu, nu hij echt vrij was. Nu verlangde hij naar de mensen. Mensen die hem hadden opgevoed toen zijn moeder was gestorven. Nu zag hij ze als zijn vrienden. Nojin was rustig aan het grazen en genoot van het heerlijke verse gras. Hij had zijn staart trots in de lucht gehezen zoals een echte hengst dat zou doen. Zijn staart was niet erg vol maar eerder slank en sierlijk. Zijn manen waren ook niet dik verdeeld maar dat kon hem werkelijk niets schelen. Hij hoorde niet eens dat er een paard op hem af kwam terwijl hij aan het grazen was. Hij was dat geluid zo gewoon dat hij er niet eens van op keek.