Blauwe strepen knalde door donkere lucht. En wanneer deze lichtgevende strepen door de lucht gelanceerd werden, werd de hele donkere, grauwe hemel verlicht door dit éné streepje dat door de duivel naar de aarde gestuurd was. Onweer, het moment wanneer de hel losbarstte. Qwynt zag het als een overwinning van de duistere kant, één die gevierd werd door dit spektakel. Logisch dat hij door deze strepen aangetrokken werd, verklaarbaar dat hij nu boven op de ash valley stond. Nogmaals knalde er een bliksem door de lucht, deze leek nog dichterbij dan even tevoren. Een roffelende geluid volgde , klonk als een kettingzaag die het goede weer tot verdwijnen bracht. Geslaagd, want nog geen seconde later deden verscheidene waterdruppels mee aan dit schouwspel, maakte ze deel uit van het toneelspel. Alleen werd hier niet geacteerd, dit was levensecht en práchtig. Levensgevaarlijk, dat ook, maar wat maakte het in godsnaam nou weer uit als je dood was. Ja, waarschijnlijk zou je in een een of andere dimensie belanden die enkel door de dood aanschouwen kon worden. Simpelweg werd dit voor paarden als hemzelf de hel genoemd, gecreëerd door de duivel in eigen persoon.
Vurig snoof de jonge, friese hengst wanneer hij het meesterwerk bekeek. Zijn lange manen hingen nu niet meer in flair langs zijn hals maar de dikke druppels die uit de lucht kwamen vallen maakte ervan dat ze in dreadlocks veranderd waren. Qwynt's inktzwarte ogen waren ten hemel gestreken , priemden zich in deze wonderen en lieten ze niet meer los. Gitzwarte oren waren in zijn nek geklapt, maar wel zodanig dat hij ieder aankomend paard zou horen, hoewel de regen het nu moeilijk maakte om geluid te onderscheiden. Langzaam trok de volmaakte hengst zijn benen los van de grond, verplet modder rolde mee vanonder zijn hoeven. Zijn hals imponerend gekruld. Qwynt's ogen leken pupilloos , even zeer angstaanjagend als charmerend. Dan zweeft hij met zijn statige, enigzins ranke lichaam voor een fries voort over de rotsondergrond. Van veraf was Qwynt enkel een ongenaakbaar lijkend silhouette, maar van dichtbij was hij volmaakt. Zat iedere spier op de juiste plek. Alleszins, énkel van een kant. Qwynt was niet zomaar een hengst, hij was een beest, een bloeddorstig , strijdlustig beest. Dit was het noodlot van zijn gezicht gezicht geworden. Een kant was nog even volmaakt als zou moeten zijn maar wanneer je naar de andere kant keek... Het legde paarden het schrikken op, zelfs slechte paarden vonden dit nog wel eens angstaanjagend. In een hevig strijd debat was hij de rechterkant van zijn gezicht 'kwijtgeraakt'. Deze was helemaal verminkt, misvormd, en domweg gewoon eng, abnormaal. Grootte beschadigingen zaten hier, het was net als een deuk in een auto. Deze kant, net onder zijn oog, het zat vol met afgrijselijke littekens. Ditmaal hingen hier wat gitzwarte lokken overheen, bedekte evengoed zijn donkere ogen. Hij bewoog zijn zeer dodelijke lichaam vooruit, maar stopte toen, gooide even barbaars zijn hoofd in de lucht. Een greins, zo meedogenloos en gevoelloos als altijd sierde zijn gelaat, maakte zijn duistere gelaatstrekken perfect. Met zijn charmante blik richtte hij zich op het geen voor zich, een steile helling.
& Een slecht paard,
Vurig snoof de jonge, friese hengst wanneer hij het meesterwerk bekeek. Zijn lange manen hingen nu niet meer in flair langs zijn hals maar de dikke druppels die uit de lucht kwamen vallen maakte ervan dat ze in dreadlocks veranderd waren. Qwynt's inktzwarte ogen waren ten hemel gestreken , priemden zich in deze wonderen en lieten ze niet meer los. Gitzwarte oren waren in zijn nek geklapt, maar wel zodanig dat hij ieder aankomend paard zou horen, hoewel de regen het nu moeilijk maakte om geluid te onderscheiden. Langzaam trok de volmaakte hengst zijn benen los van de grond, verplet modder rolde mee vanonder zijn hoeven. Zijn hals imponerend gekruld. Qwynt's ogen leken pupilloos , even zeer angstaanjagend als charmerend. Dan zweeft hij met zijn statige, enigzins ranke lichaam voor een fries voort over de rotsondergrond. Van veraf was Qwynt enkel een ongenaakbaar lijkend silhouette, maar van dichtbij was hij volmaakt. Zat iedere spier op de juiste plek. Alleszins, énkel van een kant. Qwynt was niet zomaar een hengst, hij was een beest, een bloeddorstig , strijdlustig beest. Dit was het noodlot van zijn gezicht gezicht geworden. Een kant was nog even volmaakt als zou moeten zijn maar wanneer je naar de andere kant keek... Het legde paarden het schrikken op, zelfs slechte paarden vonden dit nog wel eens angstaanjagend. In een hevig strijd debat was hij de rechterkant van zijn gezicht 'kwijtgeraakt'. Deze was helemaal verminkt, misvormd, en domweg gewoon eng, abnormaal. Grootte beschadigingen zaten hier, het was net als een deuk in een auto. Deze kant, net onder zijn oog, het zat vol met afgrijselijke littekens. Ditmaal hingen hier wat gitzwarte lokken overheen, bedekte evengoed zijn donkere ogen. Hij bewoog zijn zeer dodelijke lichaam vooruit, maar stopte toen, gooide even barbaars zijn hoofd in de lucht. Een greins, zo meedogenloos en gevoelloos als altijd sierde zijn gelaat, maakte zijn duistere gelaatstrekken perfect. Met zijn charmante blik richtte hij zich op het geen voor zich, een steile helling.
& Een slecht paard,