Mirvano zwiepte met zijn staart, drukte zijn oren nijdig tegen zijn schedel, ontblootte zijn tanden. Zijn ogen stonden leeg, maar moordlustig. Mirvano steigerde, maalde met zijn benen, en verkocht de hengst zo’n harde klap tegen zijn schedel, dat je een hol gebonk hoorde, wat na echode. En de hengst neer viel. Niet bewusteloos, niet dood, maar vergaan van de pijn. Mirvano tilde zijn hoofd en staart fier en trots de lucht in, en liep met grote draaf passen weg. Rustig galoppeerde hij aan, en klom de drakenberg op. Het was tijd om zijn spieren te trainen. Toen hij eindelijk met veel moeite de berg op was. Keek hij tevreden rond, zo had hij een prima uitzicht, over de draken berg aan de linkerkant en aan de rechterkant de zee, die woest tegen de berg golfde en zwiepte. Terwijl Mirvano daar zo hoog stond, keek hij neer op de lage wolken die dreigend boven de zee hingen. Zijn blik gleed over het gebied, tot het stopte bij een reusachtige rots. Hij zou de paarden bij de zee eens een verassing geven. Mirvano plantte zijn reusachtige achterlijf tegen de reusachtige grote steen. Zo bracht Mir de steen tot beweging met veel lawaai en gerommel rolde hij de berg af. Terwijl Mirvano tevreden en vals toe keek, en de rots met veel lawaai verging, vlogen raven snel op, geschrokken van het machtige geluid van wraak. Mirvano zwiepte nogmaals met zijn staart, en ging op zoek naar een ander opstakel. Terwijl hij daar rond draafde, berg op berg af, opzoek naar andere dingen. En onder tussen middelmatige stenen en rotsen de berg af rolde en lawines veroorzaakte, vlogen raven nog steeds boos en nijdig rond omdat ze van hun rust verstoord zijn. Het was hier vrijwel verlaten, logisch wie kon er hier nou leven? Maar goed, dit was een perfect train plaats. Terwijl Mirvano aangaloppeerde, viel zijn blik op iets veel beters. De enige boom die hier te bekennen was, vrijwel niet de beste en grootste boom. Het was eigenlijk maar een dun, maar toch stevig boompje. Met ongeveer dezelfde hoogte als Mirvano had. Hij plantte zijn stevige gespierde grote hoofd tegen het dunne boompje. Zette kracht, het ging lastiger dan verwacht. Hoewel de boom een paar keer vervaarlijk kraakte, gaf hij niet toe. Mirvano plantte ook zijn hoef tegen de boom. Gaf een laatste beetje kracht, de boom kraakte nog een laatste keer hard en vervaarlijk. En viel toen met een grote bonk op de grond, terwijl het geluid nog even na echode. Keek Mirvano kil en tevreden rond. Zijn ogen diep en leeg, en je zou betwijfelen dat als je erin viel of je ooit wel zou stoppen met vallen. Zijn hoef sporen waren nog vers, en duidelijke tekeningen van trainingen en kracht en inspanning waren te zien. Maar Mirvano had een grote vechters mentaliteit en zou nooit opgeven! Zijn staart was fier en trots de hoogte in geheven. En zijn gespierde grote hals was gekruld terwijl zijn neus voor zijn borst hing. Eigenlijk kon je ook zeggen dat Mirvano een reusachtige krachtige spier was. Een spier die je liever niet tegen wou komen. Een spier die je plette, door zijn gewicht. Sommige noemde hem dik, maar eigenlijk was hij gewoon stevig gebouwd en had hij veel spieren. Hij draafde weer stevig door. Langzaam verscheen er in de verte een gedaante, een rare, een gekke. [i]''Hallo dikke.''[/b] Zei diegene alsof het niks was. Mirvano schudde zijn hoofd, nou maakte ze een grote fout. Hij zette dreigend een stapje naar voren. En even krulden zijn mondhoeken op, -wie het laatst lacht, lacht het best- toen de merrie of hengst breed greens. ''Vlucht paard, vlucht voor je onbekende leven. Zoek het pad dat je moet volgen, maar pas op voor obstakels als mij die je het leven kan kosten, ga over het bekende pad, kies niet voor het onbekende. Ik weet je altijd wel te vinden, je kan niet vluchten voor mij.'' Mirvano wist heus wel dat dat wel kon, maar goed, de merrie niet. En hij vond het altijd heerlijk om de bange stuipstrekken te zien. ''En laat me er nou door, vandaag laat ik je leven, morgen ga je dood. Je koos het goede tijdstip.'' Naar die rare kille sinistere woorden, liep hij vlak langs de merrie op en raakte haar net niet. Gemeen beet hij even in de kont en draafde hij weer weg. Zijn ogen onheilspellend leeg en kil, zijn staart fier en trots de lucht in geheven en zijn oren in zijn dikke manenbos, zo naderde hij een onbekend paard.
[magnifico]
[magnifico]