Een witte hengst liep in een rustige draf langs de oever van de rivier. Om hem heen floten vogels luid en vrolijk. Zacht brieste Remember. Het was een mooie dag; helder en de zon scheen. Af en toe gehinderd door de wolken die een schaduw over het meander wierp. Remember volgde de rivier nu al een tijdje. Bocht na bocht, geen einde in gedachte. Hij zou de rivier volgen tot hij er genoeg va had of eventueel gehinderd zou worden. Zijn gedachtes dwaalden af naar het veulen. Helmaal alleen, amper een paar weken oud. Zonder ouders, zonder kennissen en zonder vrienden. Alleen zou hij het niet overleven. Zacht zuchtte Remember. Hij zat er een beetje mee in zijn maag. Hij wilde iets doen voor het veulen en hij zou daar ook zijn best voor doen. Remember luisterde naar zijn hoeven die langs de zachte oevers van de rivier sopten. Slurp, slurp, slurp, in een regelmatig ritme. Na een tijdje ging hij over in een stap. Het ritme werd langzamer. Zacht brieste Remember. Niets aan hem maakte iets kenbaar van zijn geweldige, maar ook wrede verleden. Enkel zijn litteken die goed zichtbaar was op het rechter voorbeen. Die zou altijd blijven, herinneringen ophalen. Remember zuchtte, en stapte door. De herinnering aan waardoor dat litteken er nu was, was niet bepaald fijn. Remember brieste zacht, langzaam verschenen er wolken, en werd het duidelijk dat het herfst was. De zon was verdwenen achter de donker grijze wolken. En al snel was Remember kletsnat door de regen hier. De rivier al heel wat voller. Remember zijn manen plakten aan zijn huid, een gevoel wat niet bepaald prettig was, en fijn. Kalm hoorde Remember het water plenzen in de rivier, zijn hoeven zakte een klein beetje weg in de zachte, natte ondergrond. Plots bleef hij stokstijf staan, hij keek om zich heen. En zag in de verte al een schim aankomen, hij moest toegeven dat de merrie niet lelijk was.
[Neira]
[Neira]