Osado verplaatste zichzelf heel kalm tussen de gebergte door, zijn ijsblauwe ogen stonden kil zoals altijd. Hij was klein, kleiner dan de gemiddelde hengst. En hij droeg een litteken op zijn neus, en een heel aantal op zijn rug en benen. Wat gekomen was door de vele gevechten in zijn nog korte leventje, hij moest wel. Soms had je gewoon geen rede, of had je gewoon geen keus. En moest je doen wat je leven voor je te bieden had. Osado staarde doods voor zich uit, geheel doellooos. Zonder rede naar hier gekomen, hij zou wel kijken tot hoever hij het hier kon schoppen. In het andere gebied had hij het zwaar verkloot, niet dat hij daar een reet om gaf. Moesten ze maar opdonderen met die rotgeintjes. Osado gromde kort binnenmonds, waarbij hij kort zijn lip optrok. Smerige rottende tanden kwamen zichtbaar. Zijn wapens waarmee hij vele paarden de hel in had getrapt. Osado sloeg met zijn staart tegen zijn achterste, kort liet hij zijn blik over het gebied vielen. Het was hier dodelijk stil, evenals dat het saai was. Osado stond stil, keek naar de starend naar de wereld voor hem. Als het hier zo doods bleef, ging het hem nog bevallen. Al dat gezeur en gepeeuw om niks. Daar kon hij zo ongelovelijk slechte tegen. Hou gewoon je kanes, doe je ding en laat me met rust. Was zijn motto tegenover andere paarden. Onnozele dieren, die niet wisten wie ze uberhaud voor zich hebben staan. Nuttelose schepsels, uitgescheten door 'god'. Een misselijk makend gevoel, bracht hem terug doen naar de real world. Hij hoorde hoeven naderen. Hij gromde, 'Wel godv..' Hij draaide zich om 'Jij dacht laat ik maar eens naar hier komen om iemand zoals mij lastig te komen vallen' Hij had een harde stem, luid en duidelijk. 'Nou?' Osado was een grofgebekt paard, en liet zeker niet over zich heenlopen. Door niemand niet. Als het aan hem lag, kon hij de hele wereld aan. Hij gromde kort, sloeg vurig met zijn staart. En richte zijn dodelijke blik op het naderende paard.
.::Iets bijpassend.
.::Iets bijpassend.