Ik had een opdracht voor Godsdienst, we moesten een shceppingsverhaal maken, en mochten het zelf maken zoals we wouden, we moesten alleen de structuur van de dagen aanhouden. En ik dacht dat het wel leuk was als jullie konden zeggen wat jullie ervan vinden. Dus ja, hier is het, ik zou graag willen horen wat jullie ervan vinden.
- HET SCHEPPINGSVERHAAL:
- In het begin, was er niets, niets dan Schaduwland, en Ramon en zijn dochter Marie. Schaduwland was een duistere plek, een plek van niks. Een plek van oneindige diepte en grootte. Marie, de beeldschone dochter van Ramon, zag dat gaar vader eronder leed, onder het feit dat er niets was. Niets om naar uit te kijken, niets om vervelend te vinden, en het was zo erg, dat Ramon niks meer wou doen, niks meer kon doen. Dus besloot ze op een dag, een dag zoals altijd, dat ze iets moest doen, iets om haar vader weer blij te maken, zorgen dat hij weer levendig werd, en ze besloot iets te creëren, om het niets weg te drijven. Op de eerste dag begon ze met weinig, maar wel iets wat het niets al grotendeels wegdreef, ze beeldde zich het licht in, en zo verscheen er het licht. De duisternis werd gescheiden van het licht, het licht heette dag, en de duisternis heette nacht. Marie zag haar vader blij, en wist dat het licht goed was, het werd nacht, en het werd dag, en dat was de eerste dag.
Maar haar werk was nog lang niet klaar, er moest een scheiding komen tussen het hoge water en het lage water, en een verbindingsplek tussen die twee. Ze dacht aan de lage en hoge wateren die zich van elkaar scheidden en op de plek waar ze stond, het voormalige Schaduwland, liet ze de verbindingsplek komen, ze noemde het Zomerland. De hogere wateren noemde ze Hemel, en zo ontstond het. Marie zag haar vader blij en wist dat het goed was, het werd nacht, en het werd dag, en dat was de tweede dag.
Vanuit Zomerland keek Marie naar beneden, en ze zag de wateren tot waar haar zicht reikte. Zo beeldde ze zich in dat de wateren naar één plek samen vloeiden, en het droge zichtbaar werd. Het water noemde ze de zee, en het droge noemde ze het land. En ze beeldde zich groen in op het droge, planten, die met grote aantallen op het droge verschenen, gras, bloemen, struiken, bomen… En zo kwam al het groen op het land. Marie zag haar vader blij en wist dat het goed was, het werd nacht, en het werd dag, en dat was de derde dag.
Het zag er al mooi uit, en Marie zag dat haar vader het ook opmerkte, en een glimlach op zijn gezicht kreeg. Maar, er miste iets, iets van, licht, ja, dat was het. Ze beeldde zich in hoe er lichten kwamen, een grootte, centrale bolvormige lichtbron, die geel kleurde gemengd met oranje. Deze bol gaf ook de warmte af, Marie noemde het de zon, en kenmerkte het als licht van de dag. Vervolgens dacht ze aan een andere bol, maar dan kleiner, en zilverkleurig, deze noemde ze de maan, samen met de gouden sterren zou deze het licht van de nacht zijn. Marie zag haar vader blij en wist dat het goed was, het werd nacht, en het werd dag, en dat was de vierde dag.
Maar, Marie en haar vader waren zo alleen, dus ze besloot om te zorgen voor gezelschap. Meteen zag ze vissen in het water voor zicht, en vogels in de lucht, met het regelmatige geklapwiek van hun vleugels. Ze zorgden ervoor dat de vissen goed konden leven onder water, en niet boven moesten komen voor lucht. Voor de vogels voorzag ze sterke spieren in hun vleugels, zodat ze lange reizen over de zee konden afleggen, zonder aan land te hoeven komen. Marie zag haar vader blij en wist dat het goed was, het werd nacht, en het werd dag, en dat was de vijfde dag.
Maar de vogels en vissen waren moeilijk te bereiken, en dus besloot ze de dieren op het land te creëren, voor haar ogen flitste een beeld van dieren, in alle maten en vormen. Ze liet de paarden komen, en liet nog enkele diersoorten komen, gebaseerd op het paard. Ze liet de wolven verschijnen, en de tamme honden, die wat weg hadden van de wolf. En op het laatst, creëerden ze de mens, het evenbeeld van haar en haar vader. De een donkerder gekleurd, de ander weer blank. Ze liet hun samen leven met de dieren, in harmonie. Ze zag hoe alles samenwerkte, en bij elkaar paste als een puzzel, het was mooi, heel mooi. Ze zag al de kleuren, en voor een kort moment begon het te regenen. Waarna de zon al snel begon te schijnen, en een prachtige koepel van kleuren ontstond. Dit
noemde ze de regenboog. Marie zag haar vader blij en wist dat het goed was, het werd nacht, en het werd dag, en dat was de zesde dag.
Marie stond naast haar vader, samen keken ze naar de bolvormige creatie. Het was zeer mooi. En allemaal gemaakt vanuit liefde voor een ander. Want Marie kon niet zonder haar vader. ‘Kom, laten we gaan.’ Zei Marie, waarop haar vader knikte, en samen verlieten ze Zomerland, om af te reizen naar de aarde zelf, en daar samen met de mens, en alles wat er leefde, te wonen. En dat was de zevende dag, Marie wist dat het goed was, want haar vader was gelukkig.