Ochtend. Alsof er een wekker rinkelde in het hoofd van de kleine merrie. Haar ogen werden langzaamaan geopend en opnieuw knipperde ze ermee om goed wakker te worden. Het sneeuwde. Het veulentje geeuwde luid en probeerde op te staan. Ze sliep overal en nergens. Ze liep rond waar ze eigenlijk niet mocht rondlopen en dan viel ze wel ergens in slaap. Deze keer in het bos in een struik. Door de bomen kon het niet hard sneeuwen en de struik gaf beschutting. Het was eigenlijk nog lekker warm ook onder die struik samen met haar wintervacht. Het veulen kroop uit de struik en schudde haar bruine vacht uit. Door de struik hing ze onder de bladeren. Het was een struik met naalden als bladeren. Die zouden blijkbaar in de winter blijven. Best raar. Ze snapte gewoon niet waarom die bomen al hun bladeren weg wilden hebben. Dat was koud. Het veulen bekeek de omgeving en ja hoor. Alle bladeren waren verdwenen behalve die van de struiken. Het was een rare wereld waar ze in terechtgekomen was. Een kleine grinnik verliet de keel van het veulen terwijl ze naar links en naar rechts keek. Ze wilde wat doen. Haar donkere ogen gleden over de omgeving. Naar links, naar rechts, naar achter en voren. Waar zou ze heengaan? Ze draaide haar oren en luisterde naar de geluiden. Het was stil. Té stil. Een grijns sierde haar lippen. Ze kon een spion zijn. Meteen schoot het bruine veulen naar links. Ze trippelde door het bos en keek terwijl om haar heen. Op zoek naar iets om te bespioneren. Haar bruine oortjes had ze vrolijk naar voren gericht terwijl ze goed ging opletten. Ze luisterde en zocht naar iets, maar tevergeefs. Deze kant was saai zég. Ze snoof en draaide haar om. Deze keer ging ze naar rechts toe. Ze draafde door de dikke laag sneeuw. Ze kon er nu al veel beter door lopen. Haar lange stelten waren al veel handiger nu. Ze was al drie maand nu en had een echte dikke vacht. Ze vond het wel grappig. Zij en haar familie leken wel teddyberen. Ze zuchtte heel even en liep wat trager. De sneeuw was diep voor zo'n klein jong veulen als haar. Ze werd er echt moe van. Een geeuw verliet haar keel terwijl ze weer verderliep. Ze sprong soms over de dikke laag sneeuw waardoor ze erin viel. Ze draaide haar oren opzij zodat er geen sneeuw in kon kruipen. Dat was veel te koud. Het veulen briesde luid en sprong opnieuw verder. "Konijn, konijn. Ik ben een konijn."
Ze kwam deze keer bij iets heel anders aan. Ze kwam uit op een groot bevroren meer. De bomen waren wit en de grond ook, duh. Haar donkere ogen gleden over de omgeving terwijl ze naar het ijs liep. Het zilveren meer dat bevroren was. Gaaf. Haar hoef zette ze op het ijs, maar meteen schoof hij weg waardoor het veulen op het ijs viel. Ze voelde even een schok door haar hele lijf gaan omdat het zo koud was. Ze lag neer op het koude ijs met haar benen overal. Ze keek naar links en rechts. Ze grinnikte en lachte vrolijk. Nog eens, nog eens. Net zoals bij de geboorte begon ze met haar linkerbeen op het ijs te plaatsen. Daarna het rechter, maar voor deze op het ijs stond schoof ze opnieuw uit. Ze gooide haar lijf de lucht in en belandde op haar vier hoeven. Door die snelheid schoof ze door het ijs in de dikke laag sneeuw. Ze lag helemaal onder, verstopt. Hé, dat was eens een idee. Ze kon iemand bespioneren. Het kleine veulen grijnsde en draaide haar om. Haar kleine ogen waren alleen te zien, maar als je hier zou aankomen zou je niets zien van het veulen dat in de sneeuw lag. Ze rook een geur van een paard en spitste haar oren. Best moeilijk zo. Ze wachtte tot er een paard in de buurt kwam. Haar ogen recht op de bomen gericht waar een paard in aantocht was. Het kleine veulen grinnikte speels en wachtte nieuwsgierig af. Als een echte spion.
1 paard ~
Ze kwam deze keer bij iets heel anders aan. Ze kwam uit op een groot bevroren meer. De bomen waren wit en de grond ook, duh. Haar donkere ogen gleden over de omgeving terwijl ze naar het ijs liep. Het zilveren meer dat bevroren was. Gaaf. Haar hoef zette ze op het ijs, maar meteen schoof hij weg waardoor het veulen op het ijs viel. Ze voelde even een schok door haar hele lijf gaan omdat het zo koud was. Ze lag neer op het koude ijs met haar benen overal. Ze keek naar links en rechts. Ze grinnikte en lachte vrolijk. Nog eens, nog eens. Net zoals bij de geboorte begon ze met haar linkerbeen op het ijs te plaatsen. Daarna het rechter, maar voor deze op het ijs stond schoof ze opnieuw uit. Ze gooide haar lijf de lucht in en belandde op haar vier hoeven. Door die snelheid schoof ze door het ijs in de dikke laag sneeuw. Ze lag helemaal onder, verstopt. Hé, dat was eens een idee. Ze kon iemand bespioneren. Het kleine veulen grijnsde en draaide haar om. Haar kleine ogen waren alleen te zien, maar als je hier zou aankomen zou je niets zien van het veulen dat in de sneeuw lag. Ze rook een geur van een paard en spitste haar oren. Best moeilijk zo. Ze wachtte tot er een paard in de buurt kwam. Haar ogen recht op de bomen gericht waar een paard in aantocht was. Het kleine veulen grinnikte speels en wachtte nieuwsgierig af. Als een echte spion.
1 paard ~