Een uitgestrekte stofwolk breidde zich steeds verder uit naar de hemel, alsof hij de zon wilde grijpen. Net wanneer het hem leek te lukken, vervaagde hij. Voor hem probeerde nieuw uitgegroeid stof het nog eens en nadat die weer was vervaagd, probeerde diens voorganger de zon te grijpen. Een lange, hoge stofwolk, een mengeling van zand en stof, door de weidse vlakte getrokken. Helemaal vooraan de immense wolk, galoppeerde een wit stipje. Ze leek verzwolgen te worden door de wolk, maar wonder boven wonder bleef ze de wolk voor. Als je beter zou kijken, zou je zien dat zij degene was die de wolk veroorzaakte, door een fractie van een seconde met haar hoeven het zand op te werpen, zich afzettend van de verschroeiende bodem. Ze had nooit anders gedaan, dan door zulke omgevingen te trekken, ze had nooit anders geleerd dan overleven in deze temperaturen. Het was weliswaar winter, maar dat weerhield het zand niet om kurkdroog te zijn en elke zonnestraal in zich op te nemen.
Door de galopperen bracht de snelheid waarmee ze vooruitging, verkoeling. Anderzijds bracht het ook haar manen in de war, wat ze zozeer haatte. In de verte zag ze een zandpilaar als een boom in een weide verreizen. Ze veranderde haar koers en toen ze nog maar enkele meters hoefde af te leggen, verminderde ze vaart. De wolk achter haar werd minder groot en was verdwenen toen ze stappend in de schaduw van de pilaar koelte zocht. Het zand dat in de schaduw lag, was wonderlijk koud. Een rilling trok eerst door haar tenen, en verspreidde zich door haar benen over heel haar lichaam. Ze zuchtte, brieste het zand uit haar neusgaten. Daarna schudde ze haar hoofd, in een geslaagde poging haar manen weer te ordenen. De sneeuwwitte kleur van haar vacht en manen hadden weliswaar het licht gereflecteerd, Maar ondanks dat waren ze ook flink opgewarmd. In de schaduw bleef Aislin nog wat rondstappen, om zich daarna aan de voet van de zandpilaar te ruste te leggen. Terwijl ze daar op het koude zand lag, zag ze donkere wolken aan de horizon verschijnen. Ze kende de wolken te goed om te kunnen zeggen dat het geen zandstorm was, maar wat was het dan wel? Het fenomeen sneeuwstormen kenden ze niet, en dus de gevaren van onderkoeling daarvan niet. Koud zand ontstond nu niet alleen in de schaduw van de zandpilaar, maar ook op de weidse vlakte daaromheen. De warmte leek zich terug te trekken, zich wegdrukkend in de meest nauwe hoekjes van deze wereld, alsof het bang was. Ook de warmte in haar lichaam trok zich in het diepste van haar terug. Ondanks dat, bleef ze liggen, gefascineerd kijkend naar de naderende, bijna zwarte wolk, niet wetend hoeveel onheil het betekende.
Terwijl ze de wolk bleef volgen met haar ogen, hield ze ook de horizon in de gaten. Ze wist dat het onmogelijk was, maar stiekem hoopte ze erop. 'Goed, ik ga naar het zuiden, en jij naar het noorden'. Dat was precies wat hij had gezegd, en voor zover ze wist, hadden ze zich er beide aan houden. De kans dat ze hem hier zou tegen komen, was nihil.
Door de galopperen bracht de snelheid waarmee ze vooruitging, verkoeling. Anderzijds bracht het ook haar manen in de war, wat ze zozeer haatte. In de verte zag ze een zandpilaar als een boom in een weide verreizen. Ze veranderde haar koers en toen ze nog maar enkele meters hoefde af te leggen, verminderde ze vaart. De wolk achter haar werd minder groot en was verdwenen toen ze stappend in de schaduw van de pilaar koelte zocht. Het zand dat in de schaduw lag, was wonderlijk koud. Een rilling trok eerst door haar tenen, en verspreidde zich door haar benen over heel haar lichaam. Ze zuchtte, brieste het zand uit haar neusgaten. Daarna schudde ze haar hoofd, in een geslaagde poging haar manen weer te ordenen. De sneeuwwitte kleur van haar vacht en manen hadden weliswaar het licht gereflecteerd, Maar ondanks dat waren ze ook flink opgewarmd. In de schaduw bleef Aislin nog wat rondstappen, om zich daarna aan de voet van de zandpilaar te ruste te leggen. Terwijl ze daar op het koude zand lag, zag ze donkere wolken aan de horizon verschijnen. Ze kende de wolken te goed om te kunnen zeggen dat het geen zandstorm was, maar wat was het dan wel? Het fenomeen sneeuwstormen kenden ze niet, en dus de gevaren van onderkoeling daarvan niet. Koud zand ontstond nu niet alleen in de schaduw van de zandpilaar, maar ook op de weidse vlakte daaromheen. De warmte leek zich terug te trekken, zich wegdrukkend in de meest nauwe hoekjes van deze wereld, alsof het bang was. Ook de warmte in haar lichaam trok zich in het diepste van haar terug. Ondanks dat, bleef ze liggen, gefascineerd kijkend naar de naderende, bijna zwarte wolk, niet wetend hoeveel onheil het betekende.
Terwijl ze de wolk bleef volgen met haar ogen, hield ze ook de horizon in de gaten. Ze wist dat het onmogelijk was, maar stiekem hoopte ze erop. 'Goed, ik ga naar het zuiden, en jij naar het noorden'. Dat was precies wat hij had gezegd, en voor zover ze wist, hadden ze zich er beide aan houden. De kans dat ze hem hier zou tegen komen, was nihil.