Gekraak was van ver al te horen. De sneeuw werd helemaal verbrijzeld door de kleine hoeven van het veulen. Ze was vandaag niet de goedgezinde Anaïs. Nee, ze was razend. Ze wilde alles kwijt door te roepen en schreeuwen. Ze sloeg met haar hoeven in de sneeuw en zette zo haar trage passen verder. Haar oren lagen dreigend in haar nek, platter kon je ze niet duwen. Haar donkere ogen stonden serieus, maar daarom was het voor haar ook heel erg duister. Het jonge veulen snoof luid toen ze nog een keer om haar heen keek. Ze werd gewoon gek van die idiote witte merrie. Ze had nu zelfs haar zus nog gedwongen voor met die bonte hengst te gaan. Ze had het nog voorspeld toen ze met de hengst had gepraat. Er ging iets raar door het hoofd en de gedachten van haar moeder. Ze had er geen woorden voor en ze zou er geen woorden meer aan vuilmaken. Opnieuw sloegen de kleine hoeven hard op de sneeuw en een klein gat van haar hoeven kwam erbij. Dat ook nog. Ze zuchtte eens diep en agressief terwijl ze haar pas verder zette. Ze hoorde geluiden van ver en ook een onbekende paardengeur drong haar neus binnen. Het veulen draaide kort een oor naar voren, maar toen ze dichterbij het paard kwam zette ze deze weer naar achteren. Haar emotieloze blik was op een merrie gericht die opeens voor haar neus stond. Doordat het zo snel gebeurde, liep het veulen ertegenaan. Ze snoof, sprong opzij en keek dreigend naar het paard dat voor haar stond. "Kijk uit je doppen, idioot!" Het harde gesnauw van de jonge merrie was duidelijk te horen. Het gaf nog een kleine echoklank. Haar donkere ogen had ze naar boven gericht.
Delilah
Delilah