Fether’s hoeven lieten doffe klappen over ijsmeer weerklinken. Het was hier ondanks het ijs niet zo glad, door het dunne laagje sneeuw dat op het ijs lag. De laatste dagen was de laag sneeuw in korte tijd veel dunner geworden. Aan alles was te merken dat de lente eraan kwam. Ze mochten dan wel zeggen dat badasses van de kou en de kilte hielden, maar dat was echt niet zo voor allemaal. Fether was echt in hart en nieren slecht, maar toch had ze veel liever de zomer, dan de winter. Al was de kilte die altijd in de lucht hing in de winter wel aangenaam. Haar ogen tuurden strak over het ijsmeer, om te zien of er behalve haar nog meer paarden hier in de buurt waren. Het was altijd wel leuk om een beetje te babbelen of bekvechten met slechte paarden, maar ze had naar haar zin al te lang geen bloed meer geproefd, dus een goodie zou nu ook niet ongewenst zijn. Er kwam een gemeen glimlachje om Fether’s mond te liggen bij die gedachte. Opeens stopte Fether en keek verbaast naar het stuk ijs da t voor haar lag. Opeens lag er geen sneeuw meer op het ijs. Er lag alleen maar een klein laagje water op. Ach wat zou het haar ook schelen wat het was. Vol zelfvertrouwen liep ze door. Opeens was er een luid gekraak hoorbaar. O o, Fether wist weer wat het sneeuwloze ijs betekende. Zo snel als ze kon maakte ze een overgang naar galop, en ging er in volle vaart vandoor. Ze keek achterom en zag dat op de plek waar ze net had gestaan nu een groot gat in het ijs zat. Het ijs scheurde verder. De scheurde precies langs de plekken waar de afdrukken van haar hoeven in het ijs hadden gestaan. Ze vernselde haar pas nog iets, waardoor ze even iets meer gewicht op het ijs moest zetten. Ze voelde hoe haar achterhoeven in het koude water gleden. Ze zette net op tijd af en maakte een sprong vanaf haar voorhand die haar met een boog uit het water liet glijden. Ze galoppeerde nog een stukje door tot ze zeker wist dat het ijs dik genoeg was om haar gewicht te kunne houden, en hielt toen halt. Een beetje geschrokken, maar vooral arrogant keek achterom naar de plek waar ze net bijna in het water lag. Niemand kreeg haar te pakken. Zelfs moeder natuur niet! Zelfverzekerd liep ze verder weg van het gescheurde ijs. De koude wind voelde op haar natte benen nog kouder aan dan dat het al was. Maar het kon haar niets schelen. Ze ging er niet dood van. Het verwondde haar niet eens dus waarom zou ze gaan zitten zeiken dat ze het koud had? Het droogde vanzelf wel weer. Ze liet een luide, schelle hinnik klinken over het uitgestrekte gebied van het ijsmeer. Wie weet wat voor paard er vandaag op haar af zou komen.
-open -
-open -