Warrior’s hoeven kletterden op de zachte ondergrond, bomen schoten voorbij maar Warrior had er geen oog voor. Hij had alleen maar oog voor het hert voor hem, dat beest had hem wakker gemaakt en Warrior had zin om het te doden, in koele bloede. Een langzame pijnlijke dood, maar herten waren snel, en moeilijk te pakken. Vastberaden het hert te doden rende Warrior erachteraan, dat beest had hem wakker gemaakt, hij snoof woest. Dit beest was snel, hij moest sneller zijn als hij het beest wou pakken, dus ging hij nog harder. Hij was er nu bijna, de bomen bleven voorbij vliegen. Warrior nam een sprong en trapte met zijn hoeven het hert tegen de grond. Met een doffe klap kwam het op de grond te liggen. Warrior hoorde het gekraak van zijn botten en lachtte vals. Het hert slaakte een vage kreet van pijn en Warrior lachtte alleen maar, beet het beest in zijn nek. Nu zou het zeker doodbloeden. Warrior proefde het bloed, het zat overal. Triomf voor hem, alweer. Warrior kon niet tegen zijn verlies, hij moest altijd winnen, en als het hem niet lukte was hij net zolang chagrijnig totdat hij het opnieuw gedaan had met dezelfde persoon en dan wél gewonnen had. Hij snoof de geur van het bloed van het hert op, het rook heerlijk. Hij hoorde het hert piepen en hij lachtte vals naar het dier, hij zette zijn ene hoef triomfantelijk neer op de romp van het beest, nog even en het was dood. Nu had het veel pijn, pijn was niet slecht, het maakte je sterker, alleen niet als je er dood aan ging, net als dit hert. Warrior keek even rond, hij stond op een open plek samen met een hert dat op sterven lag. Een goedzakje had nu allang geprobeerd het hert te redden, maar zo was hij niet. Hij spitste zijn oren, hoorde hij daar nou? Hij keek om en zag een ree staan, hij keek woest. Was dit zijn hertje ofzo? Warrior lachtte vals naar het dier en de ree keek nog valser dan hij al deed. De ree was ongeveer even groot en even sterk als Warrior, maar Warrior was sneller. Hij sprong op de ree af en deed precies hetzelfde als wat hij net deed, vertrapte het dier onder zijn hoeven en beet het in zijn nek. En weer moest hij lachen. Nog meer bloed was te ruiken op de open plek, de lijk van het hert lag middenin, en de doodbloedende ree lag tegen een boom. De boom was besmeurd met bloed, Warrior kon alleen maar lachen. Opeens snoof hij door de geur van bloed heen nog iets anders op, hij hoorde ook iets, hoeven? De ree piepte er tussendoor, geërgerd stapte Warrior op de ree af en trapte het dood, zo geen gepiep meer. Het geluid kwam inderdaad van kletterende hoeven, en de geur kwam hem inmiddels heel bekend voor. Het was Anaïs, Warrior stond nog steeds triomfantelijk in het midden van het slagveld. “Hallo Anaïs..” Hij lachte even vals. “Wat ruikt het hier heerlijk, vind je niet?”
~ Anaïs
~ Anaïs