De zon was verdwenen achter de donkere wolken. De wolken hadden het daglicht de weg verspert waardoor het akelig donker was. Vogels waren gestopt met zingen en de herbivoren zochten naar een schuilplaats. Carnivoren keken vanuit hun schuilplaatsen toe hoe de zwakken vluchtte voor het nakende onweer. Sommige hongerige roedels verzamelden zich en leken en plan te bedenken. Ze omsingelden een kudde herten en sloegen toe. De jonge dieren waren een makkelijke prooi. Ze haalden zo de zwakkeren neer. De alfa jaagde luid grommend de lagere dieren weg en begon als eerste aan zijn trofee waar hij niets voor had moeten doen. Je kon het oneerlijk of rechtvaardig noemen. Panarea vond het rechtvaardig. Een alfa was in haar ogen een dier dat had gevochten tot de dood om leider te worden. Diegene zorgde ervoor dat de kudde of roedel bleef voort bestaan. Het was het machtigste dier dat er maar was. Maar Panarea had nog meer respect voor dieren die alleen konden overleven, dat waren duidelijk de sterksten. Zelfs een alfa kon rekenen op de dekking van zijn onderdanen. Panarea kende het leven in een kudde niet. Ze was er niet in opgegroeid en had dus nooit iemand moeten dienen. Dat zou ze ook nooit doen. Haar eigen pack zou ze wel ooit hebben, daar was ze zeker van. Hoelang het zou duren maakte haar niet uit. Haar gepeins werd onderbroken door een luide donderslag. Eentje die pijn deed aan je oren. Het onweer hong boven DH maar Panarea had geen angst. Het onweer was met haar net als op de dag van haar geboorte. De donder werd vervolgd door een bliksemslag. Voor even verlichtte het de duisternis maar het verdween net zo snel als dat het was gekomen. Haar moeder zat hier achter, dat wist ze zeker. Vanaf het moment dat ze was gestorven was het beginnen onweren. Ze had laten merken dat ze bij de duivel was en dat ze nog steeds heerste. Panarea's hoeven raakten hoef voor hoef de harde ondergrond van de drakenberg. Haar lange zwarte manen begonnen aan elkaar te kleven door de regen die met bakken vanuit de lucht begon te vallen. De druppels die van haar vacht gleden waren niet doorzichtig maar hadden een smerige kleur die alle vuiligheid van haar vacht met zich mee nam. Ne de onweersbui zou ze weer blinken als een spiegel. Daarna zou de heerlijk roestrode kleur haar vacht weer sieren als ze een nieuw slachtoffer had gevonden. Haar gidzwarte ogen vlogen een kant op. Ze draaide luid snuivend haar hoofd naar de kant waar het geluid van kwam. Ze drukte haar oren steviger tegen haar schedel aan en hees haar hals hoger de lucht in. Haar donkere ogen gericht op hetgene wat om de hoek zou komen, klaar voor de strijd. Wie o wie durfde bij haar in de buurt te komen?
-open voor iedereen-
-open voor iedereen-