She is watching over me, a black spirit, a black soul.
Als anderen zullen vragen wie ik ben, dan zal ik daar geen duidelijk antwoord op kunnen geven. Ze gaven mij de naam Duggan, wat zwart betekend. Alleen sommigen noemden mij Schaduw, noemden mij de zwarte nacht. Alleen niemand heeft mij ooit durven vertellen waarom.
Als anderen zullen vragen wie ik ben, dan zal ik daar geen duidelijk antwoord op kunnen geven. Ze gaven mij de naam Duggan, wat zwart betekend. Alleen sommigen noemden mij Schaduw, noemden mij de zwarte nacht. Alleen niemand heeft mij ooit durven vertellen waarom.
Mijn leven begon toen ik uit mijn moeder kwam, mijn vader heb ik nooit gekend. Ik hoorde de kudde wel fluisteren, maar hun kaken bleven stijf op elkaar als ik er naar vroeg. Net als mijn moeder die dan snel de andere kant op keek. Ik werd geboren in een grote kudde, die bestond uit tachtig paarden. Eigenlijk waren het kleine kuddes die besloten hadden zich bij elkaar aan te sluiten. De sterkste hengst werd de leider. Je zou denken dat ik in zo’n grote kudde genoeg aandacht kreeg, maar dat viel tegen. Ze ontweken me liever, fluisterden achter mijn rug. Alleen mijn moeder zorgde voor mij, gaf mij de liefde die ik wou hebben. Alleen dat was niet genoeg ik miste vriendschappen om mij heen. Toen ik twee maanden oud was dronken wij aan de rand van een rivier, waar een nest met jonge zwarte zwanen zat. Mijn moeder greep er snel een uit voordat de ouders het door hadden en gaf de jonge zwaan aan mij. Ik moest voor haar zorgen zij ze. Ik noemde haar Schaduw, zoals veel kuddepaarden mij noemde. Doordat ik haar die naam gegeven had begonnen ze nog vaker weg te kijken als ik iemand kan op keek, maar ik raakte er aan gewend. Ik wist dat er iets was wat ik niet wist en wat ze me waarschijnlijk ook nooit zouden vertellen. Alleen ik leerde er mee leven, totdat ik en Schaduw ouder werden. Schaduw was vaak in mijn buurt te vinden als ik haar riep dan kwam ze, maar ze was ook haar vrijheid nodig. Ik was een jaar toen ze het nodig vonden om Schaduw aan te vallen. Een paar jaarlingen wouden me treiteren, wouden me duidelijk pijn doen. Ze wouden Schaduw vermoorden, omdat ik bezeten was zeiden ze. Dat brak me, liet iets in mij oplaaien. Voordat de oudste jaarling zijn hoef op de hals van Schaduw kon laten neerkomen spoot ik naar voren. Mijn tanden boorden zich in zijn keel voordat iemand er ook maar iets tegen kon doen. De jaarling zonk door zijn knieën en stierf. Ik bleef hijgend staan, langzaam drong door wat ik gedaan had. Alleen mijn hart voelde koud, het deed me niks. Zij gaven niet om mij en ik gaf niet om hen. Schaduw gaf wel om mij en ik beschermde haar. Alleen dat zag de hengst van de kudde duidelijk anders. Ik zag hem nog net in mijn ooghoek op mij afstuiven. Alleen mijn moeder sprong er tussen en keek de hengst strak aan. Ze was de oudste merrie van de kudde, zij had de meeste kennis. Ze wist dat hij haar niks aan zou doen. Ik wist dat mijn leven in de kudde nooit meer hetzelfde zou zijn, dat ze me verachten. Nog meer dan ze ooit gedaan hadden. Dus besloot ik ze te verlaten. Mijn moeder liet me gaan en hield het geheim bij haar, mijn geheim. Ik wist dat er iets was wat ik niet mocht weten en ik had me er bij neergelegd. Schaduw ging met me mee, soms op een afstand en soms zocht ze me op. Ik wist dat ze er was en dat ze er altijd voor mij zou zijn. Zij was mijn vriendin, mijn enige vriendin. Alleen er was iets aan me veranderd, iets wat nooit meer zou verdwijnen. Ik voelde niks bij het doden van anderen, ze hadden mij ook altijd een slecht gevoel gegeven.
Hoe ik ben? Of hoe ik ben geworden? Ja, dat is een goede vraag. Gezelschap van andere paarden vind ik nooit zo nodig, want die veroordelen veel te snel. In het gezelschap van Schaduw lijk ik misschien wel iemand anders. Ik lijk misschien wel emotieloos, maar in mijn hoofd speelt genoeg. Frustratie omdat ik nooit zal weten wie ik echt ben, soms laait dat opeens weer op. Soms zie ik mezelf als een sluimerend vuur, die ontbrand als je te ver gaat. Dan ben ik genadeloos, ik heb geen moeite met de dood.
Wat ik zie als ik mijn spiegelbeeld bekijk? Een paard met een zwarte vacht, die een wat bruine gloed heeft in de zomer. Mijn manen en staart zijn zwart. Ik heb drie witte benen. Er zitten twee witte stipjes op mijn kont. Ik heb een bles die van mijn voorhoofd tot over mijn neus loopt en ook mijn kin is wit. Mijn ogen zijn nachtzwart, zo zwart dat je emoties er niet snel in zou kunnen ontdekken.
Don’t mess with me, because I let you fall and fall and you never see colors anymore.