Courage ademde diep in. De bekende geur van bloemen in bloei kwam haar tegemoet. Ze was vaak bij de bloemenvelden te vinden. Ze hield van de geur hier en van het feit dat ze hier altijd rust kon vinden. Ze was hier om dezelfde reden heen gekomen, ze wilde even wat rust van alle drukte om haar heen.
Ze stapte stevig door en niet veel later raakten haar hoeven de eerste bloemetjes al. Het geurde heerlijk om haar heen en tussen de plekken gras groeiden de prachtigste bloemen. Courage zuchtte diep, blij dat ze haar rust had gevonden. Ze hinnikte zachtjes en trok toen wat grassprietjes uit de grond.
Haar rust duurde alleen niet lang. In de verte dacht ze het geroffel van hoeven te horen en ze spitste haar oren om het zeker te weten. Ja, daar hoorde ze het geluid weer en het kwam dichterbij. Snel sprong ze op en zag een paard aan de horizon haar kant op galopperen. Het paard had haar hoogstwaarschijnlijk nog niet gezien, want ze had op de grond gelegen.
Ze vond het jammer dat haar rust verstoord was, maar aan de andere kant had ze stiekem ook wel wat behoefte aan gezelschap. Courage strekte zich dus snel even uit en galoppeerde snel naar het paard toe. Ze ging een stukje voor haar stil staan en dwong zo het paard te stoppen. “Haai,” begon ze vrolijk, “sorry dat ik je zo abrupt laat stoppen, maar goed.” Verontschuldigde ze zich half. Ze bekeek de merrie eens goed en kwam tot de conclusie dat ze haar nog nooit eerder had gezien, zelfs niet geroken en dat ze vrij jong was. Daaruit trok ze haar eigen conclusies.
Het paard had, of de hele tijd alleen geleefd, of was nieuw. Het laatste leek haar het meest logisch, dus gooide ze het daar maar op. “Je bent nieuw hier, hè? Ik ben Courage, aangenaam je te ontmoeten.”