Frustratie. Hij kon de haren wel uit zijn hoofd trekken. En de haren van Devaraja en die van Devadas. Maar het was moeilijk om de haren uit iemands hoofd te trekken die alleen maar een stem was in je hoofd en je kon ze tevens ook niet de hersens in slaan. Geweldig. En het gekakel hield niet op, zelfs niet toen hij stampvoetend , als een klein kind, had geschreeuwd dat ze nu echt eens moesten op houden met dat gezeur. Maar de herten gingen vrolijk door. En zo ging Aegir stampvoetend verder, enkel om het geluid van zijn voetstappen boven het volume van de stemmen in zijn hoofd uit te krijgen. Want was geweldig; die stemmen in zijn hoofd. Je kon er weinig mee; enkel brachten ze hem soms op een goeie opmerking. ’Ach, zeur toch niet zo, onnozel ding. Je bent de hele dag al aan het zeiken!’ Aegir rolde met zijn ogen bij de stem van Devaraja. ’Ik zeur niet eens over jou. Enkel over die stomme Devadas.’ Ze snoof, waardoor Aegir een poging deed om zijn lach in te houden. Het was gewoon behoorlijk fascinerend, zo’n boos hertje. ’Hertje? HERTJE?’ Schreeuwde ze. ’Ik zag je eens een slag voor je harses geven met mijn hertjes voeten.’ En weer snoof ze. ’Zo is het wel genoeg Devaraja’ Sprak de diepe stem. Aegir miste de tijden dat Devaraja nog respect had voor Devadas. Er was een tijd geweest dat ze hem had aangesproken met ‘heer’, nu was het enkel ‘jij hert’ of iets anders kleinerend. Tja, zoals de meeste zeiden; het is moeilijker om een vriendschap van een relatie te maken dan andersom. En zo was het bij hun min of meer begonnen; van collega’s tot een relatie. Geweldig. Zoiets hoefde Aegir dus echt niet. ’Hou je mond! Jullie allebei!’ En eindelijk, voor het eerst, hielden beide stemmen op. Er was geen gekakel, geen gemismeuter. ’Gemismeuter’ Sprak ze hem na. Ohgod. Daa gaan we wee. ’ja. Gemismeuter, ja.’ mompelde hij. En toen hielden ze hun mond weer dicht. Alle drie. Sloffend liep Aegir verder, door de rokende bergen die men Ash Valley noemde. Niet bepaald zijn favoriete plek, maar je moest het maar doen met de dingen die je had. Of plaatsen, in zijn geval. Hij schudde zijn hoofd om het meeste rook uit zijn gezichtsveld te krijgen en stampte ondertussen mooi door. ’HE!’ Schreeuwde zijn stem bij een lichtelijke beweging in het rook. Niks. Geweldig. Nu dacht men zeker dat hij helemaal gek werd, eerst praten hij in zichzelf en nu had hij zeker ook nog eens onzichtbare vrienden. Die konden lopen dan, want het was eigenlijk wel waar. Hij had onzichtbare vrienden, twee herten wel te verstaan. Zuchtend liep hij verder, met de stilte die in zijn hoofd drong, op zoek naar iets of iemand in dit gebied.
[40. De Ash Valley]
[& Remember. Tijd was op sowwy!]
[40. De Ash Valley]
[& Remember. Tijd was op sowwy!]