Tijd. Dit had je nooit te kort. Je had elke dag tijd om eens rond te wandelen en een ommetje te maken. Je had tijd om een uitdaging te bedenken of een plan te maken. Tijd was overal en bij iedereen. Elk paard nam de tijd om van zijn leven wat mooi te maken. Of om van het leven te genieten. Zoveel kon je bedenken en doen in je leven. Dat gebeurde zeker en vast. Je kon nakomelingen voortbrengen en deze een goede tijd geven. Trainen, vechten, oorlogen. Alles hoorde er wel bij. Wanneer? Dat wist je niet snel, of zelfs nooit. Het gebeurde gewoon wanneer de tijd rijp was. Dat was voor iedereen zo. Je wist niet wanneer je verliefd zou worden. Wanneer je je eerste veulen zou krijgen. Wanneer er wat vreselijks zou gebeuren. Zoveel vragen en nog geen enkel antwoord kon je erop bedenken. Uitdagingen waren toch veel fijner. Je kon iemand uitdagen voor te vechten of voor een weddenschap. Een uitdaging kon je ook gebruiken om iets van je leven te maken. Ze noemden het een uitdaging in je leven. Die was er niet voor iedereen en bedenken was ook niet simpel. De zwarte hengst kon ervan meegaan. Hij had geen nieuwe uitdagingen in zijn leven. Hij was net aangekomen in dit warme gebied en hij had verder niets. Hij had geen idee wat hij van zijn leven zou maken. Hij ging verder met wat hij deed en was. Hij was een echte player en verleider. Een vechter en een charmeur. Hij was geboren in een ander land buiten dit hier allemaal. Hij had ver gereisd om uiteindelijk hier te kunnen aankomen. De hengst maakte zich groot en stond bovenaan de drakenberg. De zon was hier een stuk minder fel omdat hier altijd wel grijze wolken rondhingen. Een zachte bries gooide zich door zijn manen. Een grijns sierde zijn lippen even terwijl hij over het hele gebied heenkeek. Hij was groot en gespierd. Zwart met twee witte kogels en een kol op zijn voorhoofd. Ook een streep bevond zich op zijn donkere neus. Zijn bruine ogen gleden over het gebied heen en zochten naar iets anders om zijn gedachten te kunnen veranderen. Hij had nergens zin in nu en ook niet in gezelschap. Hij wist nu al dat er een paard zou komen. Dat was altijd als hij ergens was. Hij kwam altijd wel iemand tegen. Hij veegde de grijns van zijn snuit en schudde met zijn manen. Zijn staart zwiepte heen en weer tegen de lastige vliegen. Zijn oren stonden neutraal, maar vaak lagen ze bijna tegen zijn schedel. Dat was meestal als hij enorm geïrriteerd was en dat was hij bijna altijd. Hij hield niet van goede gebieden, goede paarden en al dat gezeur er om heen. Hij sloeg met zijn brede hoef op de grond en hief zijn hoofd hoog. Hij keek naar het gebied dat zonnig en fleurig was. Buiten een paar plekken zoals bijvoorbeeld het moeras. Hij snoof eens goed en een onbekende geur drong al snel zijn neus binnen. Hij wist het. Weer iemand in zijn buurt. Alsof iedereen hem van ver weg rook en meteen in zijn buurt wou komen. Thaw zuchtte even en staarde vooruit naar de omgeving. Het kon hem nu even niet schelen dat er een paard in zijn richting kwam. Deze koos zelf maar dat hij of zij in de buurt van deze hengst wou komen. Dat was zijn probleem helemaal niet en dat zou het nooit zijn.
Open ~
Open ~