De donker bruine hengst draafde met een fikse pas door de bossen. Hij schudde met zijn hoofd waardoor het dunne lapje stof rond zijn hoofd heen en weer bewoog. Het fungeerde noch als bescherming noch als versiering. Het was gewoon Destrier. Het stond voor zijn gedrag als paard, dat leek op de paarden uit de middeleeuwen. Het lapje stof werd vaak gedragen door de ridder paarden. En zo zag Destrier zichzelf. Trots hief hij zijn hoofd en draafde met grote passen verder. Zijn staart wapperde als een kleurrijk lint achter zijn achterhand aan. De hengst keek eens kort om zich heen. Hij snapte niet wat paarden nou zo mooi aan de natuur vonden. Hij zag het gewoon als de grond waar hij overheen mocht denderen wanneer hij wilde. De hengst snoof. De natuur was er natuurlijk ook om van te eten. Destrier keek nogmaals om zich heen en zag de perfecte schaduw plek om even uit te rusten. Hij zette een krachtige galopsprong in en galoppeerde in een perfecte arbeidsgalop op de schaduw plek onder de boom af. Toen hij daar aan kwam, kwam hij direct tot stil stand en begon onder de grote boom te eten. De lange takken maakte grote schaduwen over hem heen, zodat zijn donkere vacht bijna onopmerkzaam was. Destrier nam een paar grote happen van het gras. Hij zuchtte. Hij hief zijn hoofd weer op. Het was de eerste keer dat hij in Dream Horses was, wat overigens niet eens zo geweldige 'droom' was, en hij verveelde zich nu al. De hengst schudde met zijn hoofd waardoor het lapje stof rond zijn hoofd weer heen en weer bewoog. Het lapje zat vlak achter zijn oren vast gebonden. Hij geloofde niet dat er iemand anders zou zijn die ook zo'n lapje rond zijn hoofd had. Er was ook niet echt een voordeel aan. Maar zo was hij tenminste uniek.
De hengst brieste eens. Zo saai dat het hier was, had hij nog nooit mee gemaakt. Stiekem hoopte de hengst erop dat hij wat oude leden van zijn eerst geweldige kudde zou terug vinden. Die scharminkels mochten zijn wraak wel voelen! Destrier beet van woede op zijn tong. Hij proefde direct een ijzige smaak. Walgelijk. Zoals hij wist, vonden sommige paarden het 'lekker' om bloed te drinken. Hem leek het walgelijk om daar van te moeten leven. Wat wilde ze zijn? Vampiers? Hij snoof minachtend. De hengst schudde met zijn hoofd. Door de zachte wind werd zijn voor pluk wat naar rechts geschoven. Hij gooide zijn hoofd omhoog en keek de omgeving eens goed rond. Hij liet een schril geluid weer klinken uit zijn keel. Een schril geluid sneed door de ruimte als een zwaard door zijn slachtoffer. De hengst zijn mond hoeken trilde licht door de aanwezigheid van een slappe grijns. Weer schudde de hengst zijn hoofd heen en weer. Het lapje stof wapperde weer kort.
De hengst zette een trage stap in. De warmte maakt hem lui. Een zucht verliet zijn keel. De bossen maakte hem benauwd. Hij voelde zich bedrukt door de dicht op elkaar staande bomen. Alles was groen. De bomen die bedekt waren met mos, de grond die voor zien was met gras, het bladerdek. Zelfs het licht leek groen te zijn. Hij schudde met zijn manen waardoor die weer warrig op zijn manen kam vielen. Destrier keek om zich heen. Langzaam stapte hij verder. Zijn lange manen lagen warrig over zijn brede hals en in zijn voor pluk lagen wat klitten. De Shire keek weer kort om zich heen. Hij had besloten hier een tijdje te blijven. Aangezien dit zijn eerste plek in Dream Horses was, kon hij de boel wel verkennen. Ook al zou dat alleen de indruk geven dat hij een goodie was. Hij gromde bijna toen hij daar enkel al aan dacht. De hengst gooide zijn hoofd nogmaals omhoog en zette toen een soepele draf in. Zijn oren lagen plat tegen zijn schedel, zijn draf vervormde langzaam naar een arbeidsgalop. Zijn bijna zwarte ogen tuurde voor zich uit. De hengst denderde in een snelle galop door het gebied heen. Zijn manen wapperde in de wind en hij voelde de wind door zijn vacht snijden. Hij duwde zijn oren nog dieper tussen zijn dikke bruine manen. Het was lang geleden dat hij in alle vrijheid had kunnen lopen. Sinds de dag dat zijn kudde muiterij waren begaan had hij iedere dag gezocht, gezocht naar deze walgelijke wezens die hem hadden verraadde. Weer kwam er een bijna grommend geluid uit zijn keel. Hij snoof en gooide zijn hoofd weer omhoog. Hij moest ze vinden, die afgrijselijke wezens hadden geen recht op bestaan. Ze hadden geen recht om überhaupt nog te leven. Ze hadden het recht niet! “Verman jezelf Destrier, verman jezelf. Je vind ze wel, je vind ze wel..”. Mompelde hij in zichzelf. Destrier maakte een soepele overgang naar de draf.
Een geur prikkelde zijn neus. Fijn. Een ander levens wezen dat hem, natuurlijk, in de weg zou zitten. Fijn, een andere levend wezen dat zijn dag weer zou verpesten. Fijn. Fijn. 'Right. Hij begon langzaam te stappen en keek om zich heen. Hij rook het paard, maar zag het nog niet. Langzaam liep hij op de geur af. Het was een andere hengst. Hopelijk slecht. “Wees slecht.. “. Mompelde hij in zichzelf. Hij zou ,als het een goedzak was, hem misschien vermoorden. Zo niet, dan werd het een leuk gesprek. Destrier zijn mondhoeken trilde licht en vormde zo een grijns. Nee. Hij zou doen alsof hij goed was en dan .. Bam. Zou hij ineens boos of chagrijnig uit de hoek komen. Hij grijnsde weer. Ja, dat zou vast wel uit pakken. Hij zag de hengst nu, hij had hem in zijn vizier. “Hallo mijn vriend!”. Zei de hengst. Misschien met enige walging in zijn stem, maar hij hoopte dat hij het ver genoeg had weg gestopt. Hij grijnsde nogmaals. Ja, hij zou het goede paard uit gaan hangen. Misschien had de bonte hengst tegen over hem, hem direct wel door. Maar misschien zou hij er wel gewoon dood leuk in trappen en zich dan rot schrikken. Dat zou leuk zijn.
[ OOC: Alleen Mustafa :3]
De hengst brieste eens. Zo saai dat het hier was, had hij nog nooit mee gemaakt. Stiekem hoopte de hengst erop dat hij wat oude leden van zijn eerst geweldige kudde zou terug vinden. Die scharminkels mochten zijn wraak wel voelen! Destrier beet van woede op zijn tong. Hij proefde direct een ijzige smaak. Walgelijk. Zoals hij wist, vonden sommige paarden het 'lekker' om bloed te drinken. Hem leek het walgelijk om daar van te moeten leven. Wat wilde ze zijn? Vampiers? Hij snoof minachtend. De hengst schudde met zijn hoofd. Door de zachte wind werd zijn voor pluk wat naar rechts geschoven. Hij gooide zijn hoofd omhoog en keek de omgeving eens goed rond. Hij liet een schril geluid weer klinken uit zijn keel. Een schril geluid sneed door de ruimte als een zwaard door zijn slachtoffer. De hengst zijn mond hoeken trilde licht door de aanwezigheid van een slappe grijns. Weer schudde de hengst zijn hoofd heen en weer. Het lapje stof wapperde weer kort.
De hengst zette een trage stap in. De warmte maakt hem lui. Een zucht verliet zijn keel. De bossen maakte hem benauwd. Hij voelde zich bedrukt door de dicht op elkaar staande bomen. Alles was groen. De bomen die bedekt waren met mos, de grond die voor zien was met gras, het bladerdek. Zelfs het licht leek groen te zijn. Hij schudde met zijn manen waardoor die weer warrig op zijn manen kam vielen. Destrier keek om zich heen. Langzaam stapte hij verder. Zijn lange manen lagen warrig over zijn brede hals en in zijn voor pluk lagen wat klitten. De Shire keek weer kort om zich heen. Hij had besloten hier een tijdje te blijven. Aangezien dit zijn eerste plek in Dream Horses was, kon hij de boel wel verkennen. Ook al zou dat alleen de indruk geven dat hij een goodie was. Hij gromde bijna toen hij daar enkel al aan dacht. De hengst gooide zijn hoofd nogmaals omhoog en zette toen een soepele draf in. Zijn oren lagen plat tegen zijn schedel, zijn draf vervormde langzaam naar een arbeidsgalop. Zijn bijna zwarte ogen tuurde voor zich uit. De hengst denderde in een snelle galop door het gebied heen. Zijn manen wapperde in de wind en hij voelde de wind door zijn vacht snijden. Hij duwde zijn oren nog dieper tussen zijn dikke bruine manen. Het was lang geleden dat hij in alle vrijheid had kunnen lopen. Sinds de dag dat zijn kudde muiterij waren begaan had hij iedere dag gezocht, gezocht naar deze walgelijke wezens die hem hadden verraadde. Weer kwam er een bijna grommend geluid uit zijn keel. Hij snoof en gooide zijn hoofd weer omhoog. Hij moest ze vinden, die afgrijselijke wezens hadden geen recht op bestaan. Ze hadden geen recht om überhaupt nog te leven. Ze hadden het recht niet! “Verman jezelf Destrier, verman jezelf. Je vind ze wel, je vind ze wel..”. Mompelde hij in zichzelf. Destrier maakte een soepele overgang naar de draf.
Een geur prikkelde zijn neus. Fijn. Een ander levens wezen dat hem, natuurlijk, in de weg zou zitten. Fijn, een andere levend wezen dat zijn dag weer zou verpesten. Fijn. Fijn. 'Right. Hij begon langzaam te stappen en keek om zich heen. Hij rook het paard, maar zag het nog niet. Langzaam liep hij op de geur af. Het was een andere hengst. Hopelijk slecht. “Wees slecht.. “. Mompelde hij in zichzelf. Hij zou ,als het een goedzak was, hem misschien vermoorden. Zo niet, dan werd het een leuk gesprek. Destrier zijn mondhoeken trilde licht en vormde zo een grijns. Nee. Hij zou doen alsof hij goed was en dan .. Bam. Zou hij ineens boos of chagrijnig uit de hoek komen. Hij grijnsde weer. Ja, dat zou vast wel uit pakken. Hij zag de hengst nu, hij had hem in zijn vizier. “Hallo mijn vriend!”. Zei de hengst. Misschien met enige walging in zijn stem, maar hij hoopte dat hij het ver genoeg had weg gestopt. Hij grijnsde nogmaals. Ja, hij zou het goede paard uit gaan hangen. Misschien had de bonte hengst tegen over hem, hem direct wel door. Maar misschien zou hij er wel gewoon dood leuk in trappen en zich dan rot schrikken. Dat zou leuk zijn.
[ OOC: Alleen Mustafa :3]