Zand stoof op. De donkere schim leek wel door de oranje wolken te vliegen. Haar zwarte ogen keken strak voor zich uit. Haar hoeven dreunden, en elke spier in haar lichaam bewoog mee. Haar ademhaling was kort, maar krachtig. Ze snoof luid, hief haar hoofd één maal op en gaf daarna nog wat gas. Ze stoof door de woestijn.
De zon was al onder, de nacht was uit haar schelp gekropen en hing als een prachtige, zwarte deken over de woestijn heen. Sterren twinkelden als duizenden fakkels in de lucht.
Langzaam minderde de merrie vaart, en dit bleef ze doen totdat ze een langzame pas had gevonden om in te stappen.
Ze was nog niet lang met haar zusje in het nieuwe gebied gekomen, en tot nu toe was ze nog niemand tegen gekomen.
Ra'rja was een andere kant op gegaan, naar wat zij beschreef als 'het meer van duizend sterren.'
Rahi stopte even, keek omhoog. Alle lichtbollen fonkelden naar haar, en ze vroeg zich af of Ra'rja naar haar keek. Of er überhaupt iemand naar haar keek. Haar ouders, of haar familie. De gedachte dat ze naar beneden keken naar haar, gaf haar een onaangenaam gevoel.
Als ze keken, keken ze waarschijnlijk toch alleen naar Ra'rja, de woestijnbloem.
Hoe Rahi al die jaren met alle onzin had kunnen omgaan, was haar onduidelijk. Zij was de doren, verborgen in de schaduw van de grote bloem die iedereen bewonderde. Als iemand de bloem wilde plukken voor zijn eigen profijt, was Rahi daar om hem te steken. Ra'rja was een prachtige bloem, en Rahi kon haar zusje niks kwalijk nemen.
Ra'rja was erg bijzonder, en Rahi voelde zich altijd naakt en kaal als ze naar haar zusje stond. Alsof zij nooit iets bijzonders had bereikt, of alsof ze nooit iets goeds had gedaan. Rahi snoof, en begon weer te stappen.
Ra'rja had waarschijnlijk al honderden vrienden gemaakt, en zou Rahi snel vergeten. Een erg onaangenaam idee, en Rahi vertelde zichzelf dat dat niet zou gebeuren. Ra'rja hield van haar, en zou haar nooit in de steek laten. Dat zat niet in haar aard, en zou daar ook niet zitten.
Er klonken geluiden in de verte, en Rahi hield haar pas in. Haar oren stonden overeind, en ze keek vol verwachting in het donker.
[ Iedereen welkom ]