Een redelijk slanke witte merrie stapte door het gebied heen. Het niet zo talrijke gras snakte naar wat regen. Niet dat dat snel zou gaan komen. Haar lakzwarte hoeven kwamen langzaam neer. Ze was hier nog nooit eerder geweest, al leek er hier niet veel te beleven buiten een paar prairie diertjes dan. Dwyn wist dat ze op haar hoede moest zijn voor slangen hier in dit gebied. Ze had namelijk geen zin in een giftige slangenbeet. Ze gromde eens lichtjes terwijl ze over ging in een drafje. Haar zwarte neusgaten gingen wat verder op en haar oren ietsje verder naar achteren liggend. Haar witte staart hupte mee op haar tempo. Haar lange benen waren volgroeid net als haar hoogte. Nu moest ze nog gaan uitzetten in de breedte. Ze was ver weg in haar bloed een springpaard in hart en nieren.
Haar voorouders waren ontsnapte Selle français springpaarden die een brand uit een springstal hadden overleeft. Zijzelf hadden het wild maar een jaar of twee overleeft, hun nakomelingen waren echter volwaardige wilde paarden die samen bleven rondtrekken en hun bloedlijnen mixten. Ook zij was in de kudde geboren. Ergens waren ze zo anders dan al de rest. Allemaal grote, gespierde springpaarden die niet in het wild leken te horen. Al kwamen ze er steeds beter uit. Hun vacht glom harder als dat van een wild paard en hun bouw was bijna perfect. Net zoals die van Dwyn. Ze zou een ideaal damespaardje zijn geweest moest ze op een stoeterij zijn geboren.
Nou mooi niet. Dwyn was geen braaf paardje dat zich aan de regeltjes hield. Ze was een buitenbeentje zoals alle selle français die vertrokken waren uit de kudde en zich hadden verspreid over de gebieden. Zodra ze 3 was had zij ook haar kans gegrepen en was ze vertrokken. Ze ging niet eeuwig braaf blijven ja knikken en vriendelijk zijn tegen alles en iedereen, zo zat ze nou net niet in elkaar. Ze zag veel liever de gevechten tussen de jonge hengsten en ging zichzelf ermee meten. Ze moest zeggen, voor een merrie kwam ze er nog goed uit ook. Daar was ze trots op. Ze leefde voor het duister. Ze hield ervan om een ander paard af te slachten. Al moest haar karakter nog verder gaan uitgroeien tot wie ze was. Maar ze wist dat ze donkerder en donkerder zou worden met de jaren. Een grijns kwam langzaam op haar zwarte snuit terwijl een een grinnik uitsloeg. Die binnenpretjes waren de enige dingen die haar nog zo deden lachen.
-open voor iedereen-
Haar voorouders waren ontsnapte Selle français springpaarden die een brand uit een springstal hadden overleeft. Zijzelf hadden het wild maar een jaar of twee overleeft, hun nakomelingen waren echter volwaardige wilde paarden die samen bleven rondtrekken en hun bloedlijnen mixten. Ook zij was in de kudde geboren. Ergens waren ze zo anders dan al de rest. Allemaal grote, gespierde springpaarden die niet in het wild leken te horen. Al kwamen ze er steeds beter uit. Hun vacht glom harder als dat van een wild paard en hun bouw was bijna perfect. Net zoals die van Dwyn. Ze zou een ideaal damespaardje zijn geweest moest ze op een stoeterij zijn geboren.
Nou mooi niet. Dwyn was geen braaf paardje dat zich aan de regeltjes hield. Ze was een buitenbeentje zoals alle selle français die vertrokken waren uit de kudde en zich hadden verspreid over de gebieden. Zodra ze 3 was had zij ook haar kans gegrepen en was ze vertrokken. Ze ging niet eeuwig braaf blijven ja knikken en vriendelijk zijn tegen alles en iedereen, zo zat ze nou net niet in elkaar. Ze zag veel liever de gevechten tussen de jonge hengsten en ging zichzelf ermee meten. Ze moest zeggen, voor een merrie kwam ze er nog goed uit ook. Daar was ze trots op. Ze leefde voor het duister. Ze hield ervan om een ander paard af te slachten. Al moest haar karakter nog verder gaan uitgroeien tot wie ze was. Maar ze wist dat ze donkerder en donkerder zou worden met de jaren. Een grijns kwam langzaam op haar zwarte snuit terwijl een een grinnik uitsloeg. Die binnenpretjes waren de enige dingen die haar nog zo deden lachen.
-open voor iedereen-