well my heart knows me better than i know myself - so i'm gonna let it do all the talking
Opgewekt trippelde de witte merrie rond door de korenvelden, genietend van het mooie zomerweer met de eeuwig lijkende zonneschijn en hoge temperaturen. Het koren wiegde zachtjes op de wind, die ook met haar springerige witte manen speelde. Ze genoot van de zoete geuren die in de lucht hingen, van de vogels die hun mooie liederen zongen en kleine vlindertjes die voorbij vlogen. Faye vermaakte haarzelf een tijdje met het achtervolgen van een van deze vlindertjes. Luid schaterlachend sprong ze er achter aan, dwars door de velden heen tot de vlinder geen zin meer had en hoog in de hemel -waar faye niet bij kon- weg vloog. Een beetje teleurgesteld draafde ze weer verder, haar donkere ogen schitterden nieuwschierig, op zoek naar iets nieuws waar ze zich mee kon vermaken.
Dat was haar favoriete bezigheid, haarzelf vermaken. Ze kon niet anders, had niets anders waar ze zich aan vast kon houden. Eigenlijk best wel egocentrisch, maar de jonge merrie was vastbesloten om van niemand te houden en dan bleef er niet veel meer over dan jezelf. Misschien dat ze ooit haar standpunt veranderde, voor een heel speciaal iemand, maar nu was het nog lang niet zo ver. Waarom ze dit deed? Omdat ze ooit vreselijk gekwetst was, haar hart was gebroken door het verliezen van haar familie, haar hele kudde, op jonge leeftijd. Dit had de witte merrie getraumatiseerd en geleid tot het feit dat ze gewoon niet van iemand kón houden, ze kon het gewoon niet toelaten uit de angst dat ze diegene ooit ook kon verliezen. Dus was ze op haarzelf aangewezen, verloren in een wereld die te groot was voor de kleine merrie. Oh, ze wist haar plekje wel te vinden, ooit. Maar nu vermaakte ze zich door het nieuwe gebied te bekijken, enkele bewoners te ontmoeten -en weer vergeten- en deze volledig te betoveren met haar sprankelende aanwezigheid. Want dat kon ze goed, iemand volledig inpakken met haar schaterende lach en haar kijk op dingen waardoor ze net dat beetje 'anders' was.
Plotseling kwam Faye op een open plek en ze maakte een overgang naar stap, terwijl haar roze mondje verbaasd open viel. Midden tussen al het koren stond een grote appelboom, met een enorme hoeveelheid rijpe appels die aan de takken hingen. Een vrolijke grijns verscheen rond haar mond en ze bedacht dat ze eigenlijk best wel zin in een appeltje had. Voor de dorst zegmaar. Dus stapte ze langzaam een rondje rond de mooie boom en bestudeerde deze goed om te kijken waar de laagste takken waren, met appels waar ze misschien bij kon komen. Toen ze deze had uitgezocht bleef ze er recht onder staan en stijgerde hoog, even zoekend naar haar balans en die eenmaal gevonden strekte ze haar halsje om een van die heerlijke, groene, sappige appels te pakken kunnen krijgen. Ze kreeg hem niet. Met een zachte plof stond Faye weer op vier hoeven en staarde gefrustreerd omhoog, de appeltjes zagen er zó lekker uit. Nog een keer proberen dan maar. Opnieuw zette ze haarzelf op twee benen en strekte haar hals, ze kwam ietsje dichterbij maar het scheelde nog enkele essentiële centimeters. Nijdig kwam ze weer met een klap op de grond en gaf de boom een trap, om haar frustraties te uiten. Ze wilde zó graag een appel. De trap leidde ook tot niets, alleen enkele blaadjes trilden en ze snoof kwaad. Ik. Wil. Een. Appel.
Ineens kreeg Faye wel even een geniale inval. Als ze nu eens iemand vroeg of hij/zij wat appeltjes voor haar wilde plukken. Iemand die een beetje groter dan de witte merrie was en even zo aardig was om haar van dienst te zijn. Haar slechte humeur klaarde meteen op bij die gedachte en opnieuw kwam er een glimlach op haar gezichtje. Zoekend keek ze om haar heen en liep een eindje bij de appelboom weg, goeddd.. nu gewoon even iemand vinden die dat voor haar wilde doen (á)
Opgewekt trippelde de witte merrie rond door de korenvelden, genietend van het mooie zomerweer met de eeuwig lijkende zonneschijn en hoge temperaturen. Het koren wiegde zachtjes op de wind, die ook met haar springerige witte manen speelde. Ze genoot van de zoete geuren die in de lucht hingen, van de vogels die hun mooie liederen zongen en kleine vlindertjes die voorbij vlogen. Faye vermaakte haarzelf een tijdje met het achtervolgen van een van deze vlindertjes. Luid schaterlachend sprong ze er achter aan, dwars door de velden heen tot de vlinder geen zin meer had en hoog in de hemel -waar faye niet bij kon- weg vloog. Een beetje teleurgesteld draafde ze weer verder, haar donkere ogen schitterden nieuwschierig, op zoek naar iets nieuws waar ze zich mee kon vermaken.
Dat was haar favoriete bezigheid, haarzelf vermaken. Ze kon niet anders, had niets anders waar ze zich aan vast kon houden. Eigenlijk best wel egocentrisch, maar de jonge merrie was vastbesloten om van niemand te houden en dan bleef er niet veel meer over dan jezelf. Misschien dat ze ooit haar standpunt veranderde, voor een heel speciaal iemand, maar nu was het nog lang niet zo ver. Waarom ze dit deed? Omdat ze ooit vreselijk gekwetst was, haar hart was gebroken door het verliezen van haar familie, haar hele kudde, op jonge leeftijd. Dit had de witte merrie getraumatiseerd en geleid tot het feit dat ze gewoon niet van iemand kón houden, ze kon het gewoon niet toelaten uit de angst dat ze diegene ooit ook kon verliezen. Dus was ze op haarzelf aangewezen, verloren in een wereld die te groot was voor de kleine merrie. Oh, ze wist haar plekje wel te vinden, ooit. Maar nu vermaakte ze zich door het nieuwe gebied te bekijken, enkele bewoners te ontmoeten -en weer vergeten- en deze volledig te betoveren met haar sprankelende aanwezigheid. Want dat kon ze goed, iemand volledig inpakken met haar schaterende lach en haar kijk op dingen waardoor ze net dat beetje 'anders' was.
Plotseling kwam Faye op een open plek en ze maakte een overgang naar stap, terwijl haar roze mondje verbaasd open viel. Midden tussen al het koren stond een grote appelboom, met een enorme hoeveelheid rijpe appels die aan de takken hingen. Een vrolijke grijns verscheen rond haar mond en ze bedacht dat ze eigenlijk best wel zin in een appeltje had. Voor de dorst zegmaar. Dus stapte ze langzaam een rondje rond de mooie boom en bestudeerde deze goed om te kijken waar de laagste takken waren, met appels waar ze misschien bij kon komen. Toen ze deze had uitgezocht bleef ze er recht onder staan en stijgerde hoog, even zoekend naar haar balans en die eenmaal gevonden strekte ze haar halsje om een van die heerlijke, groene, sappige appels te pakken kunnen krijgen. Ze kreeg hem niet. Met een zachte plof stond Faye weer op vier hoeven en staarde gefrustreerd omhoog, de appeltjes zagen er zó lekker uit. Nog een keer proberen dan maar. Opnieuw zette ze haarzelf op twee benen en strekte haar hals, ze kwam ietsje dichterbij maar het scheelde nog enkele essentiële centimeters. Nijdig kwam ze weer met een klap op de grond en gaf de boom een trap, om haar frustraties te uiten. Ze wilde zó graag een appel. De trap leidde ook tot niets, alleen enkele blaadjes trilden en ze snoof kwaad. Ik. Wil. Een. Appel.
Ineens kreeg Faye wel even een geniale inval. Als ze nu eens iemand vroeg of hij/zij wat appeltjes voor haar wilde plukken. Iemand die een beetje groter dan de witte merrie was en even zo aardig was om haar van dienst te zijn. Haar slechte humeur klaarde meteen op bij die gedachte en opnieuw kwam er een glimlach op haar gezichtje. Zoekend keek ze om haar heen en liep een eindje bij de appelboom weg, goeddd.. nu gewoon even iemand vinden die dat voor haar wilde doen (á)