Saros draafde angstig langs de rivier. ‘MAMA!’ schreeuwde hij in paniek. Saros lette niet op en struikelde, zijn knieën schaaften open. Maar hij stond weer op en draafde verder langs de rivier. ‘MAMA!’ klonk het nog een keer. Langzamerhand verloor hij zijn stem, steeds schorrer klonk het. Zijn ogen flitsen van links naar rechts. Angstig trilde hij. Saros had het koud, zijn vacht was doorweekt van het zweet van het rennen. Hij was ontzettend bang en alleen. Saros hijgde van de stress en inspanning. ‘Mama?’ probeerde hij nog een keer toen hij hoeven hoorde. Saros deed zijn oortjes naar voren en deed een paar stappen. Hij was zijn moeder kwijt geraakt, hij wist echt niet meer wat er was gebeurt. Hopend keek hij naar de plek waar hij het geluid van had gehoort. 'Mama?' Saros voelde zich zo klein, hier helemaal alleen. Het ruisende water was op de achtergrond te horen.
(open voor iedereen, goed of slecht)
(open voor iedereen, goed of slecht)