-Voor de mensjes die het niet begrijpen, voor Siyah en Xanthe dus!-
Ze waren vertrokken, het zou een lange tocht worden, maar
het zou het waard zijn, en dan zouden ze er zijn. In het land waar er meer
goedzakjes waren, en waar er meer goedzakjes waren om te killen, en zo af en
toe een bad-ass kon ook wel. Siyah’s passen waren sterk en groot, af en toe
keek hij naar de merrie langs zich, genaamd Xanthe. Zou die zijn passen bij
kunnen houden, om zeker te zijn minderde hij een beetje vaart, zo kon de merrie
de weg nog wijzen. Ja, er werd hem de weg gewezen door een merrie, normaal zou
dat nooit gebeuren. Maar omdat hij de weg zelf niet wist moest het maar, hoe
jammer hij het vond, hij moest haar nu volgen. Zijn kille ogen gleden eens naar
de merrie af, ‘kom, zo geraken we er nooit.’ Sprak hij met zijn kille stem .Hij
sprong aan in galop, en zo ging hij verder met de merrie naast zijn zijde. Een
paar uur ging voorbij, af en toe waren ze gestopt, maar ze waren taaie paarden.
Dus ze konden lang door blijven gaan, en dus zouden ze er al sneller zijn dan
sommige andere paarden. Ze bleven door gaan, kwamen langs andere gebieden, verbazingwekkend
genoeg zagen ze daar geen paarden, het
was er uitgestorven en elk goed paard zou rillingen krijgen maar hij niet. En waarschijnlijk
de merrie langs hem ook niet. Zo bleven ze doorgaan totdat het donker was, en
ze er bijna waren. Maar dat ze zo dicht waren wisten ze nog niet, simpelweg
omdat het donker was. ‘we stoppen hier, en gaan morgen verder.’ Zei hij en hij
stopte abrupt. Zonder de merrie een kans te geven om iets te zeggen zei hij ‘ga
nu slapen, moe kun je niet reizen.’ Dat waren de laatste woorden die hij sprak,
daarna sliepen ze allebei al vrij snel.
Het was ochtend, de zon scheen fel op hun vachten en Siyah
kneep zijn ogen even dicht, hij nam een hap gras en keek naar de merrie. Was die
nog aan het slapen? Met zijn neus duwde hij even tegen de nek van de merrie ‘wakker
worden.’ Was er te horen, en toen zag hij het pas, dit was waar ze moesten
zijn, dit was DH! Een grijnsje verscheen op zijn gezicht en hij keek even naar
de merrie ‘we zijn er’ zei hij toen, met een beetje gemeen amusante stem. Hij zette
een paar stappen en keek ntoen nog naar de merrie ‘kom je nog,’ vroeg hij
waarna hij even bleef wachten. ‘de goedzakjes wachten op ons.’ Vervolgde hij
toen en hij liep door. Toen hij nog eens naar de merrie keek ging een soort rare
rilling door hem heen, niet van angst, waarschijnlijk vanwege het feit dat zij
hem had moeten leidden, ja dat zal het wel zijn sprak hij zichzelf toe. Hij
bracht een sterke luidde, en hels hinnik uit. Gericht naar alle goedzakjes, dat
ze moesten uitkijken, want ze waren aangekomen, en zouden genadeloos zijn.
(Mwuhahhahaha)
Ze waren vertrokken, het zou een lange tocht worden, maar
het zou het waard zijn, en dan zouden ze er zijn. In het land waar er meer
goedzakjes waren, en waar er meer goedzakjes waren om te killen, en zo af en
toe een bad-ass kon ook wel. Siyah’s passen waren sterk en groot, af en toe
keek hij naar de merrie langs zich, genaamd Xanthe. Zou die zijn passen bij
kunnen houden, om zeker te zijn minderde hij een beetje vaart, zo kon de merrie
de weg nog wijzen. Ja, er werd hem de weg gewezen door een merrie, normaal zou
dat nooit gebeuren. Maar omdat hij de weg zelf niet wist moest het maar, hoe
jammer hij het vond, hij moest haar nu volgen. Zijn kille ogen gleden eens naar
de merrie af, ‘kom, zo geraken we er nooit.’ Sprak hij met zijn kille stem .Hij
sprong aan in galop, en zo ging hij verder met de merrie naast zijn zijde. Een
paar uur ging voorbij, af en toe waren ze gestopt, maar ze waren taaie paarden.
Dus ze konden lang door blijven gaan, en dus zouden ze er al sneller zijn dan
sommige andere paarden. Ze bleven door gaan, kwamen langs andere gebieden, verbazingwekkend
genoeg zagen ze daar geen paarden, het
was er uitgestorven en elk goed paard zou rillingen krijgen maar hij niet. En waarschijnlijk
de merrie langs hem ook niet. Zo bleven ze doorgaan totdat het donker was, en
ze er bijna waren. Maar dat ze zo dicht waren wisten ze nog niet, simpelweg
omdat het donker was. ‘we stoppen hier, en gaan morgen verder.’ Zei hij en hij
stopte abrupt. Zonder de merrie een kans te geven om iets te zeggen zei hij ‘ga
nu slapen, moe kun je niet reizen.’ Dat waren de laatste woorden die hij sprak,
daarna sliepen ze allebei al vrij snel.
Het was ochtend, de zon scheen fel op hun vachten en Siyah
kneep zijn ogen even dicht, hij nam een hap gras en keek naar de merrie. Was die
nog aan het slapen? Met zijn neus duwde hij even tegen de nek van de merrie ‘wakker
worden.’ Was er te horen, en toen zag hij het pas, dit was waar ze moesten
zijn, dit was DH! Een grijnsje verscheen op zijn gezicht en hij keek even naar
de merrie ‘we zijn er’ zei hij toen, met een beetje gemeen amusante stem. Hij zette
een paar stappen en keek ntoen nog naar de merrie ‘kom je nog,’ vroeg hij
waarna hij even bleef wachten. ‘de goedzakjes wachten op ons.’ Vervolgde hij
toen en hij liep door. Toen hij nog eens naar de merrie keek ging een soort rare
rilling door hem heen, niet van angst, waarschijnlijk vanwege het feit dat zij
hem had moeten leidden, ja dat zal het wel zijn sprak hij zichzelf toe. Hij
bracht een sterke luidde, en hels hinnik uit. Gericht naar alle goedzakjes, dat
ze moesten uitkijken, want ze waren aangekomen, en zouden genadeloos zijn.
(Mwuhahhahaha)