Amani leek in gedachten verzonken, toen ze opeens haar hoofd krachtig schudde. "Danku Courage, ik vind het fijn dat u zo lief bent. Tja, wat noemt u gek? Gek omdat u bang bent? Dat is niet gek, noch raar. U moest eens weten toen ik voor het eerst een tijdje niets kon zien, het had me totaal overvallen. De eerste paar dagen was ik bezig om tegen bomen aan te knallen." Sprak Amani, en ze glimlacht. Courage moest zacht lachen. Ze zag het voor zich, Amani, blind, tegen elke boom opknallend die ze tegenkwam. Het was een grappig gezicht. Maar om het tegendeel te bewijzen, liep Amani een stukje en ontweek net op tijd een boom. Courage grinnikte bewonderend. Zijzelf zou tegen elke boom aanknallen die haar ook maar enigszins in de weg stond, en ook die niet in de weg stond. "Waarvoor denkt u dat u gek bent en waarom bent u af en toe onzeker?" De vraag overviel Courage. Even stond ze met haar mond vol tanden, en toen schudde ze even haar hoofd, en dacht toen na over een antwoord op de vraag. “Ik noem het zelf liever niet gek, eerder prettig gestoord, wat het weer positief maakt, en waarom ik af en toe onzeker ben? Ach, ik heb wat meegemaakt, waardoor ik soms het gevoel heb dat…nou ja… dat sommige personen denken dat ik niets ben en me gaan behandelen alsof ik minder ben, alsof ik eigenlijk helemaal niets waard ben.” Haar hoofd ging naar het litteken op haar scheenbeen, dat er was gekomen als gevolg van vele zweepslagen van een van haar eigenaars, waardoor haar zelfvertrouwen een aardige deuk had opgelopen.