[Je hebt op kop gestaan, maar nu niet meer >D 1439 wordjes
Salvedir aan kop in het Peanut gevecht x'D]
Sal had op de reactie van de merrie gewacht, ondertussen kon hij rustig –Ofja, rústig, rustig naar de maatstaven van het oververhitte brein van de hengst- even proberen wat gedachten te ordenen. Iets dat volkomen in de soep liep, want elke keer weer werd zijn blik gewoon naar haar toe getrokken, en kon hij niet meer focussen, of in elk geval; Nog maar op één ding focussen, en dat was de elegante merrie voor hem.
"Vertel. Je wekt ergens m'n intresse's met je enkele manier." Klonk haar stemgeluid weer boven de woeste rivier uit. Sals mondhoek trok even omhoog. Hij verkoos om niet direct op haar vraag te antwoorden, het was meer een retorische uitspraak geweest daarnet.
“Mijn interesse was al gewekt toen je mij voor het eerst aansprak, Ezryn.” Klonk zijn donkere stem, en wat hij zei was de waarheid. Ze was een intrigerende merrie, en vooral de uitwerking die ze op hem had was bijzonder, iets dat hij nooit eerder gevoeld had was ontwaakt in hem en hoe hij het ook wilde proberen, hij kon het niet onderdrukken. Hij verlangde ernaar om er gewoon aan toe te geven, maar hij hield zichzelf hiervan tegen.
Zijn groene ogen volgden haar terwijl ze een pas naar hem toe zette en hij ademde langzaam in en uit, de woede leek even te minderen. Ze moest het hem niet zo moeilijk maken, als ze zo dichtbij stond was de aandrang om haar zachte vel weer aan te raken te groot, bijna te groot om te weerstaan. Met een laatste restje zelfbeheersing hield hij zich in, hij bleef vechten om niet toe te geven aan het gevoel dat zich nu door zijn hele lichaam leek te verspreiden, zich uitstrekte en hem in bezit leek te nemen.
Ze begon haar verhaal, en de woede kwam in volle hevigheid terug. Salvedirs oren legden zich plat in zijn nek, zijn groene ogen wendden zich van haar blik af om naar de open wonden te staren. Die schoft…Hij dwong zichzelf om rustig tot het einde van het verhaal te luisteren. Ez drukte kort haar neus tegen de zijne en hij beantwoordde die aanraking door een zacht gebries, al was de woede zelfs hierin te horen. Ze besloot haar verhaal met de mededeling dat hij haar had geprobeerd te dekken, iets wat zo ongeveer de druppel was voor de grote, roodbruine hengst. Als hij dat stuk schurftige vacht ooit tegenkwam, dan ging hij er áán. Zonder genade, zonder enige kans op redding. Ondanks de verschillende wonden die hij al had kon Sal met gemak nog een paar gevechten aan, want woede maakte hem sterk, en aangezien hij op zijn slachtoffer altijd alle opgekropte gevoelens van nu en vroeger los liet, waren die meestal geen partij. Ja, hij wist wel van technieken en strategieën, maar de helft van de keren waren die niet eens nodig. Dan stormde hij er gewoon op af en mepte wat hij meppen kon, raakte wat hij raken kon en zette zijn tanden in alles dat langs kwam. Natuurlijk, hij gebruikte wel wat technieken en zijn hersenen bleven niet ongemoeid, maar hij bezat een grote kracht en zijn spieren waren niet voor niets zo getraind. Het enige dat overbleef was een stille, roodkleurende gestalte op de grond, en zijn geur die in de wind mee waaide, vermengd met de geur van vers bloed.
Maar de kwade, haatdragende gevoelens die nu door hem heen joegen als bloedhonden die hun prooi op het spoor zijn waren een heersende emotie in zijn houding, hij schraapte tergend langzaam met zijn hoef over de stenen en staarde weer over Ez heen in de verte. De vraag waaróm de gedachte dat het dier Ez pijn had gedaan ervoor zorgde dat hij zo ongelofelijk kwaad werd kwam niet eens meer bij hem op. Bovendien zou z’n hoofd waarschijnlijk ontploffen als hij nog meer na ging denken over al die vragen die nu onbeantwoord bleven, dus liet hij ze maar doen.
Hij werd uit zijn gedachten ontwaakt door haar neus die zijn hals raakte, en nam een grote slok lucht in om te kalmeren. Gelukkig werkte dat beter door de aanwezigheid van Ez, en hij drukte zijn hoofd kort tegen haar aan.
"Als ik over een paar dagen weer heb geslapen zal het wel goed komen. Dan ga ik hem als nog achterna, dan zal zijn lot hem niet ontlopen." Haar stem klonk agressief, en dat kon hij haar zeker niet kwalijk nemen als je dacht aan de hoeveelheden agressiviteit die door zijn aderen stroomde. Tussen opeengeklemde kaken door antwoordde hij.
“Als ik hem dan al niet te pakken heb gekregen. I’m gonna kill that guy..” Sprak zijn stem zacht, maar de woorden waren doordrenkt van dreiging en haat. Ongemerkt had hij al zijn spieren aangespannen, maar toen haar neus over zijn hals heen gleed, van zijn schouder naar zijn hoofd ontspande hij weer, en kon er niet aan doen dat hij genoot van dat gevoel. Alsof een elektrische tinteling door hem heen schoot, elke keer dat ze in contact kwamen. Het was abnormaal, onrealistisch, niet logisch. En toch kon hij niet meer zonder, wist hij, terwijl hij met zijn lippen in haar manen hapte en zijn hoofd zacht tegen haar nek aan drukte en er langs wreef, haar geur in zich opnemend, wetend dat hij die nooit meer ging vergeten. Zijn woede leek af te nemen of in elk geval voor nu onderdrukt te worden, werd weggevaagd, verdween op de achtergrond in haar bijzijn, al vond de inwendige tweestrijd nog steeds plaats. Hij liet zijn kin op haar schoft rusten en blies zacht even door haar manen, hij voelde aan dat ze vermoeid was en sprak verder niet, was bijna in staat om even volledig te genieten van het moment.
Dat moment werd ruw verstoord door de geur van een ander paard. Die geur was vermengd met het aroma van oud, al opgedroogd bloed. Sals hoofd werd met een ruk overeind getrokken, vanuit de begroeiing naast de rivier stapte een donkerbruine hengst. Over zijn lichaam waren meerdere wonden te zien, maar zijn blik leek één van herkenning te zijn toen hij Ezryn zag. Of, dat nam Sal aan, want hem kende hij sowieso niet.
“Aha, dus daar ben je. Zullen we maar eens afmaken waar we aan begonnen zijn, Ezryn?” Klonk de spottende, valse stem van de hengst, die nu een blik op Sal wierp.
“Moven, maat. Dit is míjn merrie.” Zei hij neerbuigend. Sals ogen begonnen te vlammen terwijl hij een stap wegzette van Ezryn, en een stap náár de hengst.
“Jóuw merrie?” Schreeuwde zijn rauwe stem. Rode vlekken dansten voor zijn ogen, die hengst had het zojuist gedaan. Dat was de laatste druppel, de druppel die de emmer deed overlopen, en welke gevolgen dat had zou hij nu gaan ontdekken. De furie in hem was ontketend, zijn spieren bolden op onder zijn vel en met zijn oren plat in de nek en zijn tanden ontbloot stapte Sal op hem af, tot hij recht tegenover de hengst stond. Hij twijfelde er niet aan dat dit de hengst was die Ez had beschreven, en anders had hij hem zwaar ontstemd door het verpesten van hun moment. Hij kon een glimp angst weerspiegeld zien in de ogen van de hengst, die groot werden bij het zien aan de onwerkelijke hoeveelheid aan woede en haat in Sal’s ogen. Vervolgens ging het erg snel. Hoeven flitsten, schel gehinnik weerklonk, gegrom en doffe dreunen die op leken te gaan in de geluiden van de rivier. Sals razernij werd nu botgevierd op de hengst, en ookal merkte hij dat hijzelf er ook verschillende wonden bij kreeg, voelde hij een scherpe pijn in zijn hals toen de hengst een uitval deed naar zijn luchtpijp, hij bleef doorgaan, kon niet stoppen. De smaak van bloed maakte hem gek en uiteindelijk had hij de hengst, die nu zwaar hijgend adem haalde, beet bij zijn nek. Hij plantte zijn zware hoeven tegen de schouders en kegelde hem zo om, op de grond. De hengst stopte met ademhalen. Sals ademhaling ging sneller dan normaal, nieuwe wonden waren verschenen en verbraken het patroon van zijn roodbruine vacht. Uit zijn mond liep een straaltje bloed; Het was een goede, sterke tegenstander geweest, hij had zelfs enkele vechttechnieken tegen hem moeten gebruiken. Misschien was hij op een ander moment, wanneer hij ook beter uitgerust was en niet net een paar andere gevechten achter de rug had gehad, met minder wonden uit de strijd gekomen, maar voor nu was hij tevreden met het verslaan van die lastpak.