[Sorry voor late reactie, ik was nogal inspiloos maar uiteindelijk heb ik een post eruit gekregen x']]
Zijn zwarte benen rekten en strekten door zijn lange passen, smaragdgroene ogen gloeiden als een smeulend vuur, momenteel rustig, maar door het minste zuchtje wind zou het weer kunnen veranderen in een laaiende vlammenzee. Enkele vlagen koele wind ruisten over het roodstenen landschap, stoffig, maar momenteel was de verzengende zon niet zo duidelijk aanwezig zoals die er normaalgesproken wel altijd was, en hij ervaarde niet het hier niet zeldzame gevoel alsof de UV-stralen een gat in zijn vacht brandden. Nee, de vroege morgen in de woestijn werd vergezeld met een aangename koelte, al beloofde de heldere lucht boven hem het aanbreken van een nieuwe, bloedhete dag.
Zijn blik was gericht op een punt, op een ‘iets’ in de verte dat alleen hij kon zien. Zijn gedachten waren vreemd leeg, alsof een zwarte doek over zijn hersenen gegooid was en er niets doorheen kon dringen. Hij handelde momenteel puur op instinct, zijn oogleden gleden naar beneden en bedekten de groene fonkeling daaronder, nu was het volledig donker. Hij stapte door met gesloten ogen, zijn hoefslag klonk hard en onnatuurlijk op de stenen waar hij momenteel een weg overheen baande, tikte elke keer dat zijn hoeven, die enkele scheuren bevatten, neerkwamen.
Tik, tik, tik.
Hij probeerde het gevoel van controle te behouden, momenteel hield hij een mentale training. Controle was belangrijk, het was belangrijk dat hij wist hoe hij de woede in hem kon vormen en omsmelten zodat hij die kon gebruiken naar zijn wil. Alleen op die manier kon hij voorkomen dat de rode waas weer voor zijn ogen verscheen en hij handelde naar de woede die hem over zou nemen. Dan zou hij vriend en vijand niet kunnen onderscheiden, al moet gezegd worden dat Salvedir barweinig vrienden bezat.
Tik, tik, tik.
Elke keer dat hij één van zijn hoeven weer optilde was er een brede afdruk in woestijnstof gestempeld, een teken dat hij hier geweest was. Brute kracht, tactiek bezat hij, maar deze stilte in zijn hoofd was een welkome afwisseling van alles dat normaal gesproken daar plaats vond; De reeks aan verwarrende, kolkende emoties die bovenal withete, verzengende woede bevatten en haat en frustratie.
Tik, tik, tik.
Hij voelde de eerste stralen zijn vacht beroeren, nog steeds met gesloten ogen ging hij met lange passen door de woestijn. Zijn neusvleugels sperden zich plotseling open, een geur, een ademhaling, een hartslag. Dichtbij.
Het tikken hield op.
Op een meter of twee afstand van de aanwezigheid vlakbij bleef hij staan, zijn imposante borst ging kalm op en neer, de spieren onder zijn gehavende vacht voor nu ontspannen.
Direct bij zijn halt houden openden zijn ogen zich weer, lieten het licht weer doordringen. Langzaam knipperde hij, niet in het minst beangstigd of overrompeld door de aanwezigheid voor hem. Vaag in zijn achterhoofd wist hij dat hij de merrie hoorde te herkennen, en niet alleen door de sterke geur van de Horcrux die om haar heen hing. Maar ze had geen rol die voor hem groot genoeg was in zijn leven gespeeld om haar precieze naam te herinneren, al wist hij dat het iets met een D was. Hij trok langzaam een wenkbrauw op, geen spier vertrok hij. Hij wist dat ze nu leider was. Maar hij maalde er niet om, geen seconde had hij overwogen om zich onderdanig te gaan gedragen. Dat respect had ze bij hem nog niet verdiend, want een titel was in zijn ogen niets; Daden telden zwaarder dan een loze rang in een kudde, een kudde die hij niet eens diende en ook niet zou gaan dienen. Zijn hoofd rees omhoog en hij keek haar aan. “Jij.” Klonk zijn lage, schorre stem, de tonen leken kort na te trillen in de vochtige ochtendlucht. Bot en kort, precies zoals Sal's algemene begroetingen op anderen over kwamen.