Haar hoeven echoden door de hoge bergen die zich hier gevormd hadden. Elke stap was duidelijk te horen. Ze was al opgemerkt door elk leven wezen dat hier rond zwierf. Ze was eens waar de vogels rond vlogen, en waar het gras nog groen was. Maar hier leek het gestorven te zijn. Het gras was bruin en er was geen enkele vogel te bekennen op een aantal aasgieren na. Het grote bruine gestalte bracht zich moeizaam vort. Ze was altijd alleen nooit samen. Ze had gezelschap genoeg aan een kleine vogel, ook al was het maar een van deze aasgieren die er rond vlogen. Een zucht verliet haar neus terwijl ze iet wat verwarrend haar hoofd heen en weer schudde om de manen uit haar gezicht te krijgen. De naam van deze jonge merrie was niet bekend hier. Nee ze was nieuw hier en kende enkel haar eigen naam. Mingo, vernoemd naar haar moeder. Maar was moest een onschuldige merrie hier. Vluchten, vluchten voor haar vader. Ze moest niets van het hebben. Geen haar op haar lijf moest eraan denken. Een lichte zonnestraal kwam neer op haar huid. Ze was bijna bij de begane grond, het bruine stoffige zand stoof in de lucht wanneer een wilde windvlaag langs kwam zette. Even kon ze niks zien, niks nada noppes. Het zand ging alle kanten op maar belandde uiteindelijk weer op de grond. De grote vulkaan liet ze achter zich. Ze ging verder het land in. Ze wou meer zien. Langzaam zette ze haar benen weer in gang terwijl een glimlach met haar lippen speelde.
inkom postje o.o