Her whisper is the Lucifer.
De wind blies onophoudelijk met sterke en wilde vlagen over het kale en met sneeuw bedekte gebied. De losliggende, dus de vers gevallen sneeuw, werd met een ruk omhoog getrokken, om ze laag in een wazige ‘storm’ over de grond te laten stormen. Echter bleef de sneeuw ook direct liggen als er een onevenheid in het gebied zat, zoals een verdwaalde steen, het kadaver van een sneeuwhaas en ga zo maar verder. Hoe langer de wind de losse sneeuw mee bleef voeren, hoe groter de opeen geplakte bergjes sneeuw werden. Daarnaast had de felle wind de taak om de sneeuw weer enigszins egaal te trekken, sporen van dieren bleven niet lang zichtbaar. Geuren bleven niet hangen doordat de wind ze alweer had weggevoerd. De lucht boven de gletsjer was stralend blauw, er waren geen wolken die als een soort buffer diende, nee, de zon scheen genadeloos op de poederwitte sneeuw die onder de stralende stralen schitterde als een geslepen diamant. Voor een onbeschermd oog zou de schitterende sneeuw verblindend zijn, pijnlijk, vernietigend. Je zou zo, zonder het zelf te zien, een ravijn in kunnen lopen. Vervolgens zouden anderen, bekenden, nooit meer iets van je vernemen. Hoe groot was de kans dat ze zomaar, zonder dat ze wisten dat je naar de gletsjers toe was, in hetzelfde ravijn zouden lopen? Nul punt nul procent. Nooit, nooit zouden ze van je vernemen wat er met je was gebeurt. Misschien zouden ze zelfs wel blijven hopen dat je nog leefde. Uhmm.. wat heen heerlijke plek dit. De plaats, het gebied, van verloren hoop. Ja, dat was een goede naam voor de gletsjers.
De sneeuw knisperde onder haar hoeven, elke keer dat ze haar hoeven omhoog trok uit de sneeuw stond er een duidelijke afdruk op de plaats waar ze enkele seconden geleden had gelopen. De wind rukte aan haar lichte, crème kleurige manen. Ook haar staart bleef niet onberoerd en werd genadeloos tegen de flank van Arguzil geslagen. De ruim vier jaar oude merrie maalde er niet om, haar tweelingbroer kon wel tegen een stootje. Dit was niets, helemaal niets vergeleken met wat ze vroeger gezamenlijk hadden doorstaan. Het was absoluut niet zo dat ze een slechte jeugd hadden had, dat ze waren gedrild om zo te worden zoals hun ouders dat graag zagen, nee, vanaf hun eerste paar uur, vanaf de eerste paar minuten waren ze al slecht geweest, verrot van binnen. Een stille grijns deed Nephthys haar mondhoeken omhoog krullen, dit was háár binnenpretje. Hun ouders voedde hen op zonder dat er sprake was van liefde, de tweeling was niet uit liefde of een relatie geboren. Hun vader, Lorien, was de leider van de kudde waar hun moeder, Saranyu, in leefde. En elk jaar verwachtte hij dat zijn merries hem kinderen zouden baren, al was het alleen maar voor het plezier wat hij aan de daad beleefde. De grijns op haar gezicht werd grimmiger, de manier waarop haar vader tegen zijn merries aankeek beviel haar absoluut niet, het waren zijn speeltjes, zijn plezier, zijn bezit. En Neph weigerde zich zo te laten behandelen. Het was niet voor niets dat Lorien liever zonen had dan dochters en dat hij deze zonen ook voortrok. Zijn zonen waren zijn opvolgers, echter zou hij niet simpelweg de oudste voor de troon aanwijzen, nee, hij wou dat ze onderling streden voor de titel, dan pas zouden ze het waard zijn. Zijn manier van opvoeden was daar dan ook op gebaseerd. Hij stelde dezelfde eisen aan al zijn veulens, echter had hij lang niet altijd dezelfde verwachtingen. Het kwam wel eens voor dat de merries die eigenlijk niet in zijn kudde wilde leven, maar gewoon niet weg konden omdat hij hen geclaimd had, het leven schonken aan een lieftallige hengsttje of schattig merrietje. Die veulens werden op dezelfde manier opgeleid als Arguzil en Nephthys, maar van de tweeling waren zijn verwachtingen veel hoger. Zo zag hij in zijn zoon een waardige opvolger en in zijn dochter dé perfecte merrie om zijn nageslacht bij te verwekken. Daarnaast was ze ook nog eens een mooie verschijning om te zien, wat zijn seksuele gevoelens en de drang om haar te bespringen in het voorjaar prikkelde. Nephthys was zich nooit bewust geweest van de manier waarop haar vader tegen haar opkeek, de enige momenten waarop ze met hem te maken was op het moment van zijn dril trainingen. En gedrild werden ze, allemaal, stuk voor stuk. Toch leek de druk op de schouders van de tweeling alleen maar groter te worden, alsof ze de grootste last droegen van iedereen, ondanks dat ze de beste waren. Het gevoel om aan de steeds hogere verwachtingen te moeten voldoen waren loodzwaar.
Snuivend liet ze haar neus een stukje naar de grond zakken, om deze eens door de sneeuw te laten glijden. De zon scheen genadeloos op haar roze huid, die door het gebrek aan pigment extra gevoelig was voor het directe zonlicht. De huid rond haar neus, ogen en andere onbehaarde gebieden verbrandde ontzettend snel. Haar huid werd droog, er verschenen allemaal korstjes en blaren en dingen aanraken met haar neus was pijnlijk. De wind sneed langs haar lichaam, ook langs haar neus waar de gevoelige blaren zaten, maar zoals ze was opgeleid schonk Nephthys er geen aandacht aan. Ze kon lopen mekkeren, zeuren of zielig doen, maar wat zou ze daarmee opschieten? Het enige wat ze dan deed was zichzelf zwak opstellen en niemand zou haar ooit als zwak kunnen benoemen. Ze was gehad, zowel van binnen als van buiten. Haar lichaam was aan de meest barre omstandigheden gewend en geestelijk was ze vanaf haar eerste ademtocht al zwart en bedorven geweest. Haar blauwe linkeroog richtte ze op de perlino kleurige hengst naast zich. Ze had geen woorden nodig om zich tegenover hem uit te drukken, hij begreep haar, zij begreep hem. Van jongs af aan hadden ze al aan elkaars zijde gestaan, niet bij elkaar weg te slaan. Haar broertje betekende ontzettend veel voor haar, hij was haar rots in de branding geweest op de momenten waarop Lorien het haar ontzettend moeilijk had gemaakt. Zonder hem zou ze hier nu niet zijn. Echter was hij de enige naar wie ze het zou bekennen, hij was de enige naar wie ze zichzelf zou openstellen, haar zwaktes zou tonen. Hij zou haar niet misbruiken.
A g u r z i l