Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

Her whisper is the Lucifer.

2 plaatsers

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

1Her whisper is the Lucifer. Empty Her whisper is the Lucifer. ma 17 okt - 1:42

Nephthys

Nephthys

Her whisper is the Lucifer.

De wind blies onophoudelijk met sterke en wilde vlagen over het kale en met sneeuw bedekte gebied. De losliggende, dus de vers gevallen sneeuw, werd met een ruk omhoog getrokken, om ze laag in een wazige ‘storm’ over de grond te laten stormen. Echter bleef de sneeuw ook direct liggen als er een onevenheid in het gebied zat, zoals een verdwaalde steen, het kadaver van een sneeuwhaas en ga zo maar verder. Hoe langer de wind de losse sneeuw mee bleef voeren, hoe groter de opeen geplakte bergjes sneeuw werden. Daarnaast had de felle wind de taak om de sneeuw weer enigszins egaal te trekken, sporen van dieren bleven niet lang zichtbaar. Geuren bleven niet hangen doordat de wind ze alweer had weggevoerd. De lucht boven de gletsjer was stralend blauw, er waren geen wolken die als een soort buffer diende, nee, de zon scheen genadeloos op de poederwitte sneeuw die onder de stralende stralen schitterde als een geslepen diamant. Voor een onbeschermd oog zou de schitterende sneeuw verblindend zijn, pijnlijk, vernietigend. Je zou zo, zonder het zelf te zien, een ravijn in kunnen lopen. Vervolgens zouden anderen, bekenden, nooit meer iets van je vernemen. Hoe groot was de kans dat ze zomaar, zonder dat ze wisten dat je naar de gletsjers toe was, in hetzelfde ravijn zouden lopen? Nul punt nul procent. Nooit, nooit zouden ze van je vernemen wat er met je was gebeurt. Misschien zouden ze zelfs wel blijven hopen dat je nog leefde. Uhmm.. wat heen heerlijke plek dit. De plaats, het gebied, van verloren hoop. Ja, dat was een goede naam voor de gletsjers.

De sneeuw knisperde onder haar hoeven, elke keer dat ze haar hoeven omhoog trok uit de sneeuw stond er een duidelijke afdruk op de plaats waar ze enkele seconden geleden had gelopen. De wind rukte aan haar lichte, crème kleurige manen. Ook haar staart bleef niet onberoerd en werd genadeloos tegen de flank van Arguzil geslagen. De ruim vier jaar oude merrie maalde er niet om, haar tweelingbroer kon wel tegen een stootje. Dit was niets, helemaal niets vergeleken met wat ze vroeger gezamenlijk hadden doorstaan. Het was absoluut niet zo dat ze een slechte jeugd hadden had, dat ze waren gedrild om zo te worden zoals hun ouders dat graag zagen, nee, vanaf hun eerste paar uur, vanaf de eerste paar minuten waren ze al slecht geweest, verrot van binnen. Een stille grijns deed Nephthys haar mondhoeken omhoog krullen, dit was háár binnenpretje. Hun ouders voedde hen op zonder dat er sprake was van liefde, de tweeling was niet uit liefde of een relatie geboren. Hun vader, Lorien, was de leider van de kudde waar hun moeder, Saranyu, in leefde. En elk jaar verwachtte hij dat zijn merries hem kinderen zouden baren, al was het alleen maar voor het plezier wat hij aan de daad beleefde. De grijns op haar gezicht werd grimmiger, de manier waarop haar vader tegen zijn merries aankeek beviel haar absoluut niet, het waren zijn speeltjes, zijn plezier, zijn bezit. En Neph weigerde zich zo te laten behandelen. Het was niet voor niets dat Lorien liever zonen had dan dochters en dat hij deze zonen ook voortrok. Zijn zonen waren zijn opvolgers, echter zou hij niet simpelweg de oudste voor de troon aanwijzen, nee, hij wou dat ze onderling streden voor de titel, dan pas zouden ze het waard zijn. Zijn manier van opvoeden was daar dan ook op gebaseerd. Hij stelde dezelfde eisen aan al zijn veulens, echter had hij lang niet altijd dezelfde verwachtingen. Het kwam wel eens voor dat de merries die eigenlijk niet in zijn kudde wilde leven, maar gewoon niet weg konden omdat hij hen geclaimd had, het leven schonken aan een lieftallige hengsttje of schattig merrietje. Die veulens werden op dezelfde manier opgeleid als Arguzil en Nephthys, maar van de tweeling waren zijn verwachtingen veel hoger. Zo zag hij in zijn zoon een waardige opvolger en in zijn dochter dé perfecte merrie om zijn nageslacht bij te verwekken. Daarnaast was ze ook nog eens een mooie verschijning om te zien, wat zijn seksuele gevoelens en de drang om haar te bespringen in het voorjaar prikkelde. Nephthys was zich nooit bewust geweest van de manier waarop haar vader tegen haar opkeek, de enige momenten waarop ze met hem te maken was op het moment van zijn dril trainingen. En gedrild werden ze, allemaal, stuk voor stuk. Toch leek de druk op de schouders van de tweeling alleen maar groter te worden, alsof ze de grootste last droegen van iedereen, ondanks dat ze de beste waren. Het gevoel om aan de steeds hogere verwachtingen te moeten voldoen waren loodzwaar.

Snuivend liet ze haar neus een stukje naar de grond zakken, om deze eens door de sneeuw te laten glijden. De zon scheen genadeloos op haar roze huid, die door het gebrek aan pigment extra gevoelig was voor het directe zonlicht. De huid rond haar neus, ogen en andere onbehaarde gebieden verbrandde ontzettend snel. Haar huid werd droog, er verschenen allemaal korstjes en blaren en dingen aanraken met haar neus was pijnlijk. De wind sneed langs haar lichaam, ook langs haar neus waar de gevoelige blaren zaten, maar zoals ze was opgeleid schonk Nephthys er geen aandacht aan. Ze kon lopen mekkeren, zeuren of zielig doen, maar wat zou ze daarmee opschieten? Het enige wat ze dan deed was zichzelf zwak opstellen en niemand zou haar ooit als zwak kunnen benoemen. Ze was gehad, zowel van binnen als van buiten. Haar lichaam was aan de meest barre omstandigheden gewend en geestelijk was ze vanaf haar eerste ademtocht al zwart en bedorven geweest. Haar blauwe linkeroog richtte ze op de perlino kleurige hengst naast zich. Ze had geen woorden nodig om zich tegenover hem uit te drukken, hij begreep haar, zij begreep hem. Van jongs af aan hadden ze al aan elkaars zijde gestaan, niet bij elkaar weg te slaan. Haar broertje betekende ontzettend veel voor haar, hij was haar rots in de branding geweest op de momenten waarop Lorien het haar ontzettend moeilijk had gemaakt. Zonder hem zou ze hier nu niet zijn. Echter was hij de enige naar wie ze het zou bekennen, hij was de enige naar wie ze zichzelf zou openstellen, haar zwaktes zou tonen. Hij zou haar niet misbruiken.


A g u r z i l

Agurzil

Agurzil

I want you to feel pain, to think about pain, to accept pain, to know pain.

De vers gevallen sneeuw hulde het gebied in een heus winters paradijs. De toppen van de dikke dennenbomen waren witgekleurd. Het was zowel mooi als verraderlijk. Achter die bult sneeuw die daar zo lag kon namelijk ook heel goed een afgrond schuil liggen. Of een diepe kuil waarin je je benen zou kunnen breken. Wind deed het losse sneeuw opstuiven. Speelde ermee om het daarna met kracht tegen welk object dan ook aan te smijten. Was het object een steen dan zou er niet al te veel gebeuren. Het sneeuw zou uiteindelijk weer neer zakken naar de grond om zich daar weer bij de rest te voegen. Echter, op een huid van een dier. Neem voor het gemak een paard zou het snijdend zijn. Zou de snerpende kou kleine wondjes achter kunnen laten door de steentjes die bijgevoegd waren. Want het was niet het vriendelijke, zachte briesje dat men van de zomer kende. Nee, dit was het serieuze werk. De wind sloeg om zich heen, deelde stoten uit. Een linkse hoek, een rechtse hoek. Je kon duiken maar ontwijken kon je het niet. Bomen boden geen enkele bescherming tegen de felle wind als ze je neer wilde halen. Vluchten was er niet bij. Het begrip vluchten. Wat was nou eigenlijk vluchten. Waarom vluchtte je? Omdat je ergens grote angst voor had. Of was het de angst om jezelf tegen te komen. Dat je uiteindelijk anders bleek te zijn dan de persoon als wie je je voor deed. Achter ieder masker ging een heel ander paard schuil. Maskers waren er voor de sier. Om het kleine hartje dat ze hadden te verbergen achter die grote bek. Maar op het moment dat het er écht op aan kwam. Dat ze de dood in de ogen keken. Pas dan kwam de ware aard van het beestje naar boven. Gedreven in het nauw toonde het dan zijn ware gezicht. Dat was waar hij van genoot. Die laatste paar minuten van het leven van een ander. Om hem te zien breken en het ware gezicht achter dat masker te voorschijn zien komen. Heerlijk..

Zijn hoofd hief hij toen ze over de laatste tja hoe zou je het noemen heuvel liepen. Hij zou het eerder een glooiing in het landschap noemen. Maar blijkbaar noemde men het hier een soort van bergen. Of het hier gevaarlijk was? Ja. Maar waar was het niet gevaarlijk? Gevaar lag altijd op de loer. Gevaar kon varieren van een levend object tot de moeder natuur haarzelf. En ook binnen deze twee groepen waren er talloze varianten. Om er maar een paar te noemen. Een vos zou al een gevaar kunnen zijn. Of een roedel hongerige wolven die achter je aan jaagden. Gesterkt door de geur van vers paardenvlees die zich aan jou tegoed wilden doen om hun honger te stillen. Zelfs een bij kon nog gevaarlijk zijn. Hij zou je mond maar binnen vliegen en je in je tong steken. Dan stikte je wel mooi en was je ook dood. Zo kon ook moeder natuur zelf voor gevaar zorgen. Als er veelvuldig regen viel zouden rivieren ook overstromen. Zouden ze buiten hun oevers treden. Alles wat ze maar konden grijpen te grazen nemen en ze naar de bodem sleuren. De bliksem zou heel toevallig in kunnen slaan in de boom waar jij toevallig stond te grazen. Dan was je niet meer dan een verkoold karkas. Nutteloos dus. Nee. Toeval bestond niet. Snuivend bracht zijn hoofd iets naar beneden. Hmmpf. Vanuit zijn ooghoeken keek de Perlino kleurige hengst naar de cremello kleurige merrie naast hem. Zijn zusje. Tweelingzusje wel te verstaan. Geen grijns, geen glimlach niets was op het gelaat van de hengst te bespeuren. Behalve wanneer hij naar zijn zusje keek. Stiekem zijn trots. Zijn álles. Wie ook alleen maar naar haar durfde te kijken zou het betreuren. Het kon hem niet schelen hoe hij zou er voor zorgen dat hij diegene blind achter liet. Om nog maar niet te spreken over het feit wanneer iemand haar áánraakte. Hoe kon iemand het in zijn achterlijke hoofd halen! Het idee alleen al maakte de heethoofdige hengst woest. Schudde eens met zijn edele hoofd waarbij zijn koperkleurige manen heen en weer zwierden om daarna weer precies op hun plaats terug te vallen. Wat hij met hen zou doen die het zouden wagen zijn zusje aan te raken? Daar kon hij niet uitgepraat over raken. Er waren talloze manieren om iemand te pijnigen om daar meer eens mee te beginnen. Dus dat zou het begin worden. Natuurlijk kon je ook nog de geliefden, familie whatever van die ander uitmoorden maargoed dat was ook weer zo’n werk. Hoewel hij het voor zijn zusje wel over had. Ze waren twee lichamen maar eigenlijk één ziel. Begrepen elkaar zonder woorden. Een blik kon al genoeg zijn. Onafscheidelijk waren ze. Maar niet afhankelijk van elkaar. Want Agurzil wist dat Nephthys op haar eigen benen kon staan maar toch. Loslaten zou hij haar nooit kunnen. Om nog maar niet over de gedachte van een eventuele partner te moeten denken. Diegene zou geheid vermorzeld worden onder zijn hoeven.

Het sneeuw onder zijn hoeven knerpte. Lieten een spoor achter in het dikke pak verse sneeuw. Iemand vertelde hem ooit eens dat diegenen die hun hoofd zouden laten zakken gedoemd zouden zijn. Dat ze het opgegeven hadden. Of hij ooit zijn hoofd zou laten hangen? Nee. Geen denken aan. Zolang hij leefde zou hij voor zijn zusje zorgen. Zou zijn eigen leven voor dat van haar geven. Haar met de laatste vezel in zijn lichaam beschermen van het gevaar dat haar bedreigde. Lorien.. Meteen schoten zijn gedachtes naar zijn vader. Zijn ó zo geliefde vader. Wie zijn moeder was wist hij niet eens meer. Het enigste wat hij nog van haar kon herinneren was dat haar melk goed gesmaakt had. Het boeide hem niet wie zijn moeder was. Het had hem noch wat kunnen schelen wie zijn vader was. Áls hij hen niet zo gedrild had. En dat niet alleen. Er was veel meer gebeurd dan dat. Want als zijn vader dacht dat hij achterlijk was moest hij toch echt zijn ogen eens openen. Agurzil had wel in de gaten dat hij op zijn zusje aasde. Hoe hij naar haar keek. Walgelijk gewoon. Voor een kort moment drukte hij zijn oren tegen zijn nek. Lorien zag hun twee als zijn oogappeltjes. Maar of ze dan voorgetrokken werden? Zeer zeker niet. Het gewicht dat op hun schouders rustte leek wel gevier dubbeld. Of de trainingen zwaar waren? Jazeker. Maar hij ging er niet over lopen klagen. Het lag niet in zijn aard. Het hard hem hard gemaakt. Gemaakt wie hij nu was. Want zou het helpen als je ging lopen zeiken. Nee. Hij had zich moeten bewijzen tegenover zijn vader. Om te tonen dat hij het waard was te leven. Ze leken wel slaven. Gehouden om op een gegeven moment in een arena tegenover zich te staan. Diegene die won en de ander zou doden zou zijn vrijheid kunnen winnen. Zo dacht hij een tijdje hoe het zat. Won hij het ene na het andere gevecht. Ook al waren het halfbroertjes die hij doodde het kon hem niets schelen. Hij zou zijn vrijheid krijgen. En sterker worden. Om op een dag.. De jonge hengst schrok op uit zijn gedachten. Voelde de ijselijke wind langs zijn gevoelige roze neus snijden en richtte toen zijn blik op zijn zusje. ”Het ziet er naar uit dat we een nieuw gebied bereikt hebben.”

3Her whisper is the Lucifer. Empty Her whisper is the Lucifer ma 17 okt - 5:52

Nephthys

Nephthys

Her whisper is the Lucifer.
Niemand weet wat de volgende pas brengt, niemand weet wat er zich in de volgende minuut zal volstrekken, niemand kan wat over de toekomst zeggen. Niets is zo veranderlijk als de toekomst, deze hoeft ook niet vast te staan als er eenmaal een keuze gemaakt is. Kom terug op je keuze en spontaan ziet de toekomst er heel anders uit. Maar het deel van de toekomst dat je veranderd is maar een klein beetje, hoe je je best ook doet om een bepaald doel te halen, als het je niet gegund is kun je er voor vechten, maar gebeurt het niet. Of juist wel natuurlijk. Een storm kan zo in eensklaps je toekomst veranderen, wie weet is die ene liefde van je leven wel onder de boom beland die plat is gegaan door de hevigheid waarmee de storm gepaard ging. Misschien was het wel iemand die je anders over een paar weken had ontmoet, omdat jullie wegen elkaar toevallig hadden gekruist. Door de grillen van moeder natuur kon alles overhoop gehaald worden, leuk of niet, en jezelf ertegen verzetten heeft geen enkel nut. Of je moet wanhoop, angst en verlangen als iets positiefs zien.

Zoals niemand vooruit kan kijken kan ook Nephthys niet weten wat de toekomst brengt, voor hetzelfde geld zou ze haar hoef zo meteen op een stukje zachte sneeuw zetten en haar been breken doordat ze in een kuil stapte. Dat was helemaal niet zo moeilijk en het zou helemaal niet verbazend zijn als het zou gebeuren. Maar hetgeen dat ze wel zeker wist was dat als ze in zo’n gat zou stappen, dat haar einde niet lang daarop zou volgen. Al zou ze zich op drie benen uit de kuil weten te werken, wat moest ze dan op drie benen? Een beetje hinken en een minderwaardig leven leiden? Moeten leven van hetgeen wat ze zou krijgen, want voedsel zou haar niet zomaar komen aanwaaien. Daarnaast zouden er ook vierentwintig uur per dag over haar gewaakt moeten worden, er zou voor haar gevochten moeten worden. Dat alles om haar tegen roofdieren te beschermen, want die roofdieren zouden haar als de meest zwakke zien, diegene die hun prooi zou worden. Nooit zou de cremello kleurige merrie hulp aanvaarden. Haar zwakte tonen deed ze niet, laat staan andermans offers of goedaardigheid accepteren. En medeleven zou ze al helemaal niet hoeven hebben. Neph zou nog liever al strijdend, op drie benen, ten onder gaan als ze zichzelf tegen een roedel wolven zou verdedigen. Opgeven deed ze niet, hoe de situatie er ook uit zou zien. Want opgeven was niet eervol, en haar eer was niet zomaar aan te tasten. Echter was er één iemand tegenover wie ze haar schild, haar masker wel zou laten vallen. Iemand die haar mocht zien met de pijn die ze had, hoe ze zich voelde en tegenover wie ze eerlijk was; Agurzil. Ze vertrouwde haar perlino kleurige tweelingbroer blind, hij zou haar niet verraden of laten zitten, nee, hij was altijd degene geweest die aan haar zijde stond, die haar steunde of voor haar opkwam. Hij zou haar verdedigen met zijn leven als het moest, maar hetzelfde gold voor haar als hij haar nodig had. Beide konden ze prima op hun eigen benen staan, waren oud, wijs en sterk genoeg om voor zichzelf te zorgen, maar toch was Nephthys niet compleet als Agurzil niet aan haar zijde was, hij hoorde nu eenmaal bij haar. Niet voor niets was hij diegene met wie ze haar oude thuis had verlaten, met wie ze uit de greep van hun vader was geglipt. Dankbaar kon ze niet zijn voor haar ouders, ze was ook absoluut niet trots op haar ouders, hoe trots Lorien, hun vader, ook wel niet was op zijn tweeling. De cremello verafschuwde de hengst die haar vader was, die de vader had willen zijn van haar nageslacht. Nooit, nooit zou ze een hengst accepteren, het zou betekenen dat ze zich over zou moeten geven aan de grillen van de hengst, ze zou zich kwetsbaar moeten opstellen. En de enige die haar kwetsbaar te zien kreeg was haar broer.

Wanneer ze zijn stem hoorde draaide haar linkeroor naar hem toe, terwijl de ander heel bewust de omgeving in de gaten hield. Het zou niet de eerste keer zijn dat er een klein groepje paarden zou worden beslopen door roofdieren, en door rustig te luisteren konden een hoop problemen voorkomen worden. Haar mondhoeken werden opgetrokken tot een welgemeende glimlach, een glimlach die alleen Agurzil te zien kreeg, waarna ze knikte. ”Je hebt gelijk, broertje. Een gebied waar een hoop andere paarden te vinden zijn, alleen de geuren die ik hier ruik vertellen dat. Laat staan wat er in de rest van de gebieden zit" reageerde ze op haar broers woorden. Even had een van haar blauwe ogen naar hem toe gekeken, waarna ze zich alweer rustig op het met sneeuw bedekte gebied voor zich richtte. Ze kon duidelijk merken dat er onder haar hoeven, ergens onder de sneeuw, ijs bevond. IJs dat hele glijpartijen kon veroorzaken als je een van je hoeven verkeerd zou plaatsen. IJs dat ervoor kon zorgen dat je in een ravijn terecht zou komen. IJs waardoor je een lelijke val zou maken en een been zou kunnen breken. Nephthys zette haar hoeven even zelfverzekerd op het ijzige gebied neer als op een beboste grond. Ze wist wat ze kon, ze wist waar ze toe in staat was en ze wist wat ze waard was. Nooit zou ze een ander onderschatten, dat was stom om te doen, maar ze zou absoluut ook niet zomaar als gelijkwaardig zien of iemand overschatten. Zolang je wist wat je zelf waard was en alert zou blijven, was er wat haar betreft niets aan het handje.

Agurzil

Agurzil

I want you to feel pain, to think about pain, to accept pain, to know pain.


De voor zijn ras grote Irish Draught schudde met een korte beweging zijn lange koperkleurige voorpluk uit zijn gezichtsveld. Liet zijn helderblauwe ogen over het mooie maar o zo verraderlijke gebied glijden. Het was een gevaarlijke plek voor hen die gedoemd waren te sterven. Want hier zou je op een niet al te prettige manier aan je einde kunnen komen. Het continue opwaaien en neerstrijken van de verse sneeuw zorgde ervoor dat paden die je zojuist bewandeld had onbewandeld leken en zo zou je in cirkels blijven lopen. En blijven lopen en lopen en lopen. Nooit zou er nog een einde aan komen. Telkens weer zou moeder natuur je voor de gek blijven houden. Ja, ze was prachtig. Maar ook sluw en verraderlijk. Dodelijk. Stel dat hij hier zijn been brak of van het ravijn af donderde. Hehe, reken maar dat je dan gedoemd was te sterven. Of hijzelf gedoemd was te sterven? Misschien. Maar misschien ook niet. Misschien was er eerst iets dat nog gedaan moest worden voordat hij sterven kon. En als dat moment daar was. Dan zou hij het met opgeheven hoofd ondergaan. Strijdend zou hij ten onder gaan. Niet door een of ander onschuldig ongelukje. In een bloedheet gevecht. Strijdend om het leven. Een gevecht op leven en dood. Met bloed. Veel bloed. Gekrijs en geschreeuw. Pijn en triomf. Opnieuw blies de wind hoopjes losse sneeuw de lucht in. Dit maal vermengd met kleine vlokjes die vanuit de hemel naar beneden dwarrelden. Vulden de gaten waar zojuist hun hoeven hun afdruk hadden achter gelaten. Niet dat ze nou zo dom waren om achteruit terug te gaan lopen maar toch. De Perlino kleurige hengst probeerde naar een herkenningspunt te zoeken. Na die eenmaal gevonden te hebben in een spitste uitstekende rots knikte hij en richtte zijn ogen op dat wat nog voor hen lag. Dat wat ze nog doorkruisen moesten kon geheid een Neverland genoemd worden.

Een Neverland. Zo had hun ouderlijk gebied er ook uit gezien. In de wijde omtrek waren wij de enigste kudde. Jonge hengsten hielden het wel uit het hoofd om ook maar een honderd meter in de buurt van de kudde te komen. Lorien had zo zijn paardjes. Paarden die zich verborgen hielden in de schaduwen. Die zijn ogen en oren waren. De smiecht. Nooit vergat hij die ene dag. De dag voordat hij zijn eerste gevecht zou hebben. Voor hem zou een vijfjarige hengst moeten. Zijn naam is vergeten en niet belangrijk meer. Het moge in ieder geval duidelijk zijn dat het zijn tijd was. Dat hij zou gaan sterven de dag daarna. Aangezien zijn tegenstander een veel ervarener achtjarige hengst was. Bang was hij. Een slechte eigenschap. Waarom zou je bang zijn? Dat was maar een voorbeeld van paarden met een masker. Paarden in angst doen rare dingen. Dingen waar hij zich nog steeds over verbaasde. Wat de hengst van plan was geweest? Vluchten. Dom. Je kon niet zomaar van de een op andere dag beslissen dat je ging vluchten. Nee, daar was ook Lorien te slim voor. Dacht je nou echt dat die zijn speeltjes weg ging gooien? Agurzil snoof eens en de blik in zijn helderblauwe ogen werd donkerder dan die al was. Lorien.. Zijn kaken klemde hij op elkaar. Nooit. Nooit zou hij trots zijn op wie hij was. Trots op dat ding dat zijn vader was. Het was een viezerik. Iemand die álles overhad voor zijn eigen doeleinden. Niet dat dat zó ontzettend dramatisch was. Maar de manier waarop wel. Het was de bedoeling dat zijn kinderen tot monsters omgesmeed werden. Het was de druppel geweest toen hij zag hoe hij naar zijn zusje loerde. Ze moest hier weg. En aangezien hij haar nooit alleen zou laten gaan. En haar het lot van de andere hengst wilde besparen ging hij met haar mee. Want hij zou niet willen dat ze in die ene nacht ook ontdekt werd door Lorien’s mannetjes. Dat die haar meesleurden en dat ze verkracht werd. Om daarna op gruwelijke wijze vermoord te worden. Ogen die misten even als missende ledematen waren niets bijzonders. Zo troffen wij de volgende morgen ook de vijfjarige hengst aan. Ogen die misten evenals zijn tong. Hevig verminkt en met gebroken benen lag hij in de wat Lorien ‘arena’ noemde. Tja, smaakvol was anders. Niet dat het hem aangreep maar hij zou toch niet willen dat het zijn geliefde zusje was die daar had gelegen.

Wanneer hij haar vertrouwde, aangename stemgeluid hoorde richtte hij zijn helderblauwe ogen op haar. Kon het niet helpen dat er onwillekeurig een vage glimlach op zijn gezicht verscheen. De enigste die dat bij hem kon. Zijn bloedeigen tweelingzusje. En zoals altijd zei ze wat hij dacht. Waardoor zijn glimlach iet wat breder werd. In de verte was te zien hoe het gebied over ging in een groener, vruchtbaarder gebied. Omgeven door dezelfde bergen die hoe verder naar het noorder hoger en hoger werden. Er was nog veel dat ze moesten doorkruisen. Geheid zouden ze hier paarden tegen komen. Bij die gedachte glommen zijn ogen sluw en krulde zijn mondhoeken zich in een plezierige grijns. Ja, misschien konden ze hier eerst even een beetje ‘spelen’ voordat ze weer verder zouden trekken. Bang voor zijn vader was hij immers niet. Deze tocht had nog alleen maar positieve kanten gekend. Ze waren aan hun vaders greep ontsnapt natuurlijk. Maar het leerde hen alleen maar meer en meer. Maakte hen nog harder dan ze al waren. Sterkte hen. Zowel lichamelijk als geestelijk. Bracht hen nog dichter naar elkaar toe. Want ook van dit gebied hier leerden ze. Kun je voorstellen wat nog voor hen in het verschiet lag. ”Je hebt gelijk zusterlief. Er ligt nog heel wat voor ons in het verschiet. En als ik zo kijk dan lijkt het er op dat we snel vruchtbare grond onder onze hoeven zullen voelen.” Daarmee groeiden zijn sluwe plannetjes en ideetjes. Tegen zijn zusje gebruiken? Nooit. Ze was zijn alles. Goudeerlijk was hij tegenover haar. Zij wist alles van hem en hij wist alles van haar. Hij kon en wilde haar ook eenmaal niets voorhouden. Ten eerste zou ze het meteen door hebben als hij loog. En ten tweede. Waarom zou hij het voorhouden. Hij kon haar immers blind vertrouwen. Het was een bond die dieper was dan vriendschap. Een band dieper dan liefde. Ze hadden een bloedband. Verbonden tot in het oneindige. Want vriendschap kon voorbij gaan. De vlam van de liefde kon doven maar dat wat hun twee hadden zou nooit verbroken kunnen worden. Door niets.

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Soortgelijke onderwerpen

-

» Her whisper is the Lucifer [a n y o n e]

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum