LICHTFLITSEN, GEVOLGD DOOR TEKENEN VAN DOOD
Iedereen welkom
Iedereen welkom
You're waking up
A part of me i've never known
And i've never felt
So invincible
What took you so far away?
A part of me i've never known
And i've never felt
So invincible
What took you so far away?
Elke lichtflits werd vervolgd door het gebrom van een woeste lichtflits die met een ongelovelijke kracht de wolk verliet. Simpele regendruppels waren te vergelijken met kanonnen. Elke druppel sneed in je lichaam, liet bloed langs je benen druppen en liet sneeën achter. Dit was echter niet zo, maar met iets anders te vergelijken was het niet. Elke pats werd benadrukt door een klap die haar niet vanbuiten, maar vanbinnen raakte. Weer creërde de elektrische reactie der lucht een lichtflits, die zoals gewoonlijk vervolgd werd met een luidde knal. Na een half uur continu gevolgd te worden met het gedonder zou je denken dat je gewend zou raken aan de kanonnen die werden afgeschoten. Dit was echter niet zo. Elke knal sloeg in als een granaat. Knalde voor haar hoeven, haar lichaam vernietigend.
De donkere lucht corrigeerde de slechte schaduwen die rondom het gebied van zijn talenten voldeed. Alles was donker - alles was binnen een uur omgetoverd in een koninkrijk van onderdanen. Het leek wel een teken van geesten. Zouden de kwade geesten hun macht uitoefenen op de lucht? Laten weten dat ze boos zijn, vernederd zijn, op een manier waar niemand van weet? Het zou niemand wat deren, niemand zou het geloven. Iets wat zij echter wel deed. De smaken van het kwade was op haar tong te proeven. Hing in de lucht en blokkeerde je luchtwegen tijdens elke ademhaling. Ze wist dat niemand op dit moment zou beseffen wat er in haar hoofd omging. En als ze het zouden weten zouden ze denken dat ze dom was. Raar, anders dan anderen, vervloekt. Alleen de kuddeleden zouden het snappen. In een hoekige beweging liet ze haar hoofd richting de grond daalde. Bij de korte zwaai die het donkere hoofd maakte werden muggen van hun standplaats gejaagd, waarvan sommigen te laat waren te ontsnappen waardoor ze de dood tegemoet gingen en tegen haar kaak doodklapten.
Een rilling liep over haar ruggengraat. De rivier kwam in haar zichtsveld en de kleuren waaruit het water bestond stond haar niet aan. De normaalgesproken donkerblauwe tinten waren verruild voor grauwe grijs, zwartachtige kleuren. Haar manen hingen sip en doods langs haar hals, totaal ontkleumd door de vers stromende waterstralen. In traanachtige strookjes vielen de druppels rond haar hoofd, hals, het midden van haar lichaam en de achterkant naar beneden. Het druppen op de grond was niet meer te horen, het werd vermengd met de donderslagen. Het doorweekte lichaam bereikte de rotsen rondom de rivier, waarvan het water woest tegen de kant kolkte. Het raakte haar lichaam nadat ze haar twee voorste hoeven plentte op een grote rots. Ze sloot haar ogen, opende ze weer binnen twee seconden. Opnieuw gooide ze haar hoofd op, snoof de lucht van vers zoutwater in en hinnikte. Naar niemand in het algemeen. Het was bedoeld om de stilte te laten verdwijnen, die haar mateloos irriteerde. Ze had iemand om haar heen nodig. Het leven alleen in een stemming als deze deed haar niet goed op haar manier.