ghihi, ik ben bezig met een verhaal voor school en ik wou eens een soort creatie delen met jullie dus hier is ie:
Benen zijn niet alles, je kan ook zonder. Je blijft hetzelfde persoon. Al heb je dan geen benen…
‘Stop!’ Schreeuw ik uit alle macht. Ik word wakker met maaiende armen, haren piekend overeind, dekbed op de grond. Zweet dat in pareltjes over mijn rug glijdt. Snel glijden mijn ogen over de kamer, ik lig met mijn bovenlijf op bed, mijn benen hangen futloos over de rand van het bed. De tranen springen in mijn ogen als ik de dokter zijn stem hoor over mijn situatie, ...maar ook zonder benen kan je nog vooruit, het komt wel goed. Pff hoe kan hij dat zeggen? Hij heeft nog benen. Het komt door die stomme vrachtwagen. De chauffeur heeft haar heus wel gezien. De vrachtwagen reed door rood en toen… verder wist ik het niet meer. Het volgende dat ik nog wel weet was de gillende sirenes in de ambulance, daarna word ik wakker in het ziekenhuis. Dat weet ik nog heel goed. Ik deed mijn ogen open en werd haast verblind door het witte licht van de ziekenhuis kamer. Mam zat naast me.
Ik word angstig door de herinnering daaraan. Wakkerworden in het ziekenhuis is nooit prettig. Ik ben er verder maar een paar keer geweest, soms voor normale controle of inentingen. En natuurlijk die keer dat mijn amandelen geknipt waren. Nu was het veel erger. De pijn in mijn borst kwam door twee gebroken ribben door het ongeluk. Ik zou blij zijn als het daarbij bleef maar mijn verwondingen zijn erger. Na een week in het ziekenhuis heeft de dokter het me verteld.
De dokter komt binnen in zijn plechtige witte jas, pen in zijn borstvakje. Een kleine snor onder zijn neus en boven zijn bovenlip. Ik heb lang geslapen, er zijn veel kaarten gekomen in de tijd dat ik sliep. Ook hangt er een ballon aan mijn bed en liggen er een paar boeketten van bloemen op mijn nachtkastje. Als mijn hand op het dekbed leg valt me het infuus in mijn hand me op. Die had ik net toch niet? Ik kijk nog even snel op de kalender, 6 December staat erop. Dat kan toch niet? Mijn aandacht wordt verstoord door de dokter die even kucht. ‘Hallo Sylvie, je hebt lang geslapen en je was weinig wakker. Ik heb slecht nieuws voor je vrees ik,’ ik neem een diepe teug lucht. Mijn ribben protesteren. ‘je hebt twee ribben gebroken.’ Hij last een pauze in, ‘maar er is nog iets,’ ik wacht in spanning af. ‘ik vrees dat je niet meer zal kunnen lopen… maar ook zonder benen kan je nog vooruit, het komt wel goed.’ Voegt hij er aan toe als hij mijn gezicht ziet.
Ik…? Geen benen meer? Langzaam komt een verscholen traan tevoorschijn in mijn ooghoek en blinkt even de wereld in voordat hij zich laat vallen en uit elkaar spat op het dekbed.
Dat was het dus, ik kan niet meer lopen. Een paar dagen later mocht ik uit het ziekenhuis. Nu zit ik in een rolstoel. Hij staat naast de deur. Dom, mam heeft hem te ver weg gezet. Nu moet iemand me helpen om me in die stoel te krijgen. Ik baal natuurlijk. Niemand zit erop te wachten, half meisje te zijn. Voorzichtig zet ik mijn handen naast me op het bed en zet me met mijn handen af. Voor een seconde zit ik rechtop maar dan verlies ik mijn evenwicht. Snel grijp ik iets beet. De lade van mijn kastje schuift open en ik val op de grond. De inhoud van mijn lade verspreidt zich over de grond. ‘Hé nee, heb ik weer.’ Mok ik. Ik kan niet bij die troep op de grond zonder last te krijgen van mijn ribben die zeurderig protesteerden bij mijn val. Chagrijnig ga ik goed zitten en kijk naar de rolstoel. Dat pokkeding móést gewoon buiten bereik staan. Gewoon om mij te jennen. Er zit niets anders op. Ik moet mijn ouders roepen om me te helpen. Balen, die zijn al zo gestrest door hun werk. Nu hebben ze ook nog een… half kind in huis. Het is moeilijk voor te stellen dat ik gehandicapt ben.
Ondertussen krijg ik het behoorlijk koud op de grond en ik trek mijn mond open. ‘Mááá-aam!’ Gestommel boven mijn hoofd verraadt dat ik iemand wakker heb gemaakt. Een van mijn ouders tenminste. Nu heb ik ook de pech om enigst kind te zijn.
De deur klapt open, mam staat in de deuropening. Ze ziet er niet uit. Ze heeft wallen onder haar ogen, haar haar staat overeind en ze ziet er uit als een zombie. Toch komt er een glimlach op haar gezicht als ze me ziet. Sinds het ongeluk doet ze poeslief tegen me, aanstellerij vind ik. Na een tijdje doet ze toch weer zuur tegen me. Ze duwt de rolstoel naar me toe en pakt mijn arm. ‘Nee laat maar, ik doe de rest zelf wel.’ Ik kijk op. ‘Maar je mag er wel bij blijven staan.’ Voeg ik er nog aan toe. Ik pak een van de leuningen en hijs me voorzichtig op. Ik kom in de verkeerde positie in mijn stoel en zucht zacht. ‘Okee, mam, wil je me helpen?’ Mam gaat achter me staan en zet me goed neer in de stoel. Ik kijk vanaf mijn positie in de stoel naar mijn bewegingloze benen. Ik doe er een dekentje overheen en kijk er niet meer naar. Mam loopt de kamer uit en gaat naar boven. Boven was ook eerst mijn kamer maar nu kan ik de trap niet meer op.
Ik heb niets te doen, mam en pap willen uitslapen en ik heb vrij van school vandaag. Vanmiddag moet ik met ze mee ergens naartoe, maar ik weet niet waar we naartoe gaan, dus nu verveel ik me. Zuchtend besluit ik maar om televisie te kijken. Onhandig manoeuvreer ik de stoel tussen de meubels door naar de televisie en pak de afstandsbediening. Het beeld floept aan als ik op de afstandsbediening het aanknopje indruk.
oja, ik ben er niet zo goed in en zo en er zitten waarschijnlijk wel een paar fouten in maarja :')
Benen zijn niet alles, je kan ook zonder. Je blijft hetzelfde persoon. Al heb je dan geen benen…
‘Stop!’ Schreeuw ik uit alle macht. Ik word wakker met maaiende armen, haren piekend overeind, dekbed op de grond. Zweet dat in pareltjes over mijn rug glijdt. Snel glijden mijn ogen over de kamer, ik lig met mijn bovenlijf op bed, mijn benen hangen futloos over de rand van het bed. De tranen springen in mijn ogen als ik de dokter zijn stem hoor over mijn situatie, ...maar ook zonder benen kan je nog vooruit, het komt wel goed. Pff hoe kan hij dat zeggen? Hij heeft nog benen. Het komt door die stomme vrachtwagen. De chauffeur heeft haar heus wel gezien. De vrachtwagen reed door rood en toen… verder wist ik het niet meer. Het volgende dat ik nog wel weet was de gillende sirenes in de ambulance, daarna word ik wakker in het ziekenhuis. Dat weet ik nog heel goed. Ik deed mijn ogen open en werd haast verblind door het witte licht van de ziekenhuis kamer. Mam zat naast me.
‘Rustig maar Sylvie, het komt wel goed’ Er staan tranen in haar ogen. ‘Waar is papa?’ Mijn stem klinkt raar piepend. Benauwd haal ik adem, opeens schiet het me tebinnen wáár ik ben, in het ziekenhuis. In de hoek hangt er een kalender, 27 November Met het plan om mijn benen over het bed te slingeren ga ik rechtop zitten. Er gebeurt niets, geen beweging in mijn benen. Het volgende moment komt er een vlammende pijn vrij in mijn borst. Ik grijp er benauwd naar, ik krijg geen lucht. In paniek ga ik hyperventileren. Ondertussen is mijn moeder opgestaan en trekt de deur open en schreeuwt iets naar buiten. Er komt een dokter binnen. Ik voel de prik niet die me slaperig maakt. Langzaam vallen mijn ogen dicht.
Ik word angstig door de herinnering daaraan. Wakkerworden in het ziekenhuis is nooit prettig. Ik ben er verder maar een paar keer geweest, soms voor normale controle of inentingen. En natuurlijk die keer dat mijn amandelen geknipt waren. Nu was het veel erger. De pijn in mijn borst kwam door twee gebroken ribben door het ongeluk. Ik zou blij zijn als het daarbij bleef maar mijn verwondingen zijn erger. Na een week in het ziekenhuis heeft de dokter het me verteld.
De dokter komt binnen in zijn plechtige witte jas, pen in zijn borstvakje. Een kleine snor onder zijn neus en boven zijn bovenlip. Ik heb lang geslapen, er zijn veel kaarten gekomen in de tijd dat ik sliep. Ook hangt er een ballon aan mijn bed en liggen er een paar boeketten van bloemen op mijn nachtkastje. Als mijn hand op het dekbed leg valt me het infuus in mijn hand me op. Die had ik net toch niet? Ik kijk nog even snel op de kalender, 6 December staat erop. Dat kan toch niet? Mijn aandacht wordt verstoord door de dokter die even kucht. ‘Hallo Sylvie, je hebt lang geslapen en je was weinig wakker. Ik heb slecht nieuws voor je vrees ik,’ ik neem een diepe teug lucht. Mijn ribben protesteren. ‘je hebt twee ribben gebroken.’ Hij last een pauze in, ‘maar er is nog iets,’ ik wacht in spanning af. ‘ik vrees dat je niet meer zal kunnen lopen… maar ook zonder benen kan je nog vooruit, het komt wel goed.’ Voegt hij er aan toe als hij mijn gezicht ziet.
Ik…? Geen benen meer? Langzaam komt een verscholen traan tevoorschijn in mijn ooghoek en blinkt even de wereld in voordat hij zich laat vallen en uit elkaar spat op het dekbed.
Dat was het dus, ik kan niet meer lopen. Een paar dagen later mocht ik uit het ziekenhuis. Nu zit ik in een rolstoel. Hij staat naast de deur. Dom, mam heeft hem te ver weg gezet. Nu moet iemand me helpen om me in die stoel te krijgen. Ik baal natuurlijk. Niemand zit erop te wachten, half meisje te zijn. Voorzichtig zet ik mijn handen naast me op het bed en zet me met mijn handen af. Voor een seconde zit ik rechtop maar dan verlies ik mijn evenwicht. Snel grijp ik iets beet. De lade van mijn kastje schuift open en ik val op de grond. De inhoud van mijn lade verspreidt zich over de grond. ‘Hé nee, heb ik weer.’ Mok ik. Ik kan niet bij die troep op de grond zonder last te krijgen van mijn ribben die zeurderig protesteerden bij mijn val. Chagrijnig ga ik goed zitten en kijk naar de rolstoel. Dat pokkeding móést gewoon buiten bereik staan. Gewoon om mij te jennen. Er zit niets anders op. Ik moet mijn ouders roepen om me te helpen. Balen, die zijn al zo gestrest door hun werk. Nu hebben ze ook nog een… half kind in huis. Het is moeilijk voor te stellen dat ik gehandicapt ben.
Ondertussen krijg ik het behoorlijk koud op de grond en ik trek mijn mond open. ‘Mááá-aam!’ Gestommel boven mijn hoofd verraadt dat ik iemand wakker heb gemaakt. Een van mijn ouders tenminste. Nu heb ik ook de pech om enigst kind te zijn.
De deur klapt open, mam staat in de deuropening. Ze ziet er niet uit. Ze heeft wallen onder haar ogen, haar haar staat overeind en ze ziet er uit als een zombie. Toch komt er een glimlach op haar gezicht als ze me ziet. Sinds het ongeluk doet ze poeslief tegen me, aanstellerij vind ik. Na een tijdje doet ze toch weer zuur tegen me. Ze duwt de rolstoel naar me toe en pakt mijn arm. ‘Nee laat maar, ik doe de rest zelf wel.’ Ik kijk op. ‘Maar je mag er wel bij blijven staan.’ Voeg ik er nog aan toe. Ik pak een van de leuningen en hijs me voorzichtig op. Ik kom in de verkeerde positie in mijn stoel en zucht zacht. ‘Okee, mam, wil je me helpen?’ Mam gaat achter me staan en zet me goed neer in de stoel. Ik kijk vanaf mijn positie in de stoel naar mijn bewegingloze benen. Ik doe er een dekentje overheen en kijk er niet meer naar. Mam loopt de kamer uit en gaat naar boven. Boven was ook eerst mijn kamer maar nu kan ik de trap niet meer op.
Ik heb niets te doen, mam en pap willen uitslapen en ik heb vrij van school vandaag. Vanmiddag moet ik met ze mee ergens naartoe, maar ik weet niet waar we naartoe gaan, dus nu verveel ik me. Zuchtend besluit ik maar om televisie te kijken. Onhandig manoeuvreer ik de stoel tussen de meubels door naar de televisie en pak de afstandsbediening. Het beeld floept aan als ik op de afstandsbediening het aanknopje indruk.
oja, ik ben er niet zo goed in en zo en er zitten waarschijnlijk wel een paar fouten in maarja :')