Een prachtige merrie liep door de vallei. De vallei was bedekt met een dikke laag sneeuw. De witte merrie schraapte met één van haar fijne hoefjes de sneeuw weg, zodat ze wat kon eten. Ze was flink afgevallen de laatste maanden. Door de koude herfst en de sneeuw was er weinig voedsel te vinden. Alleen hier in de vallei was de grond nog een beetje vruchtbaar. Kai liet haar hals zakken, zodat ze met haar hoofd bij het gras kon. De merrie nam een paar gulzige happen van het dorre gras. Het deed de merrie goed om wat te eten. Ze kreeg er weer energie van. Kai keek de omgeving rond. Ze was hier gekomen om zich aan te sluiten bij de Dénali, een goede kudde. De Dénali zou hier ergens rond moeten lopen. Kai hinnikte naar de leiders van de kudde. Ze hoopte dat de leiders haar gehoord hadden. Sinds Kai in DH was, voelde ze zich steeds eenzamer. De merrie kende ook geen enkel paard hier. En alleen zijn is niet goed voor een sociale merrie zoals haar. Kai was in haar vorige kudde, buiten DH, aanbeden als een godin. Alle hengsten vielen als een blok als de merrie langs liep en hun aankeek. Door al dat aanbeden was ze in een ijdele merrie veranderd, die niet snel van haar stokje viel. Tegenover vreemde paarden was ze altijd aardig, in de hoop dat ze die te vriend hield. Kai hoorde plotseling paardenhoeven. De merrie spitste haar ranke oortjes en luisterde naar het geluid. Die kwamen steeds dichterbij. Kai hoopte dat het één van de leiders van Dénali was.
-kort-
[Sultan en/of Pearl]
-kort-
[Sultan en/of Pearl]