‘‘Kende ik jou niet ergens van?’’
Het was namiddag. Warme zonnestralen braken tussen de lange, magere wilgentakken door. De jonge bladeren hadden een gelige kleur gekregen, de dikke rimpelige stammen van de wilgen stonden vredig in de zon. Muggen, vliegjes en al dat soort beesten leken wel glitters in het zacht-oranje licht en de grijze merrie genoot. Ze was met haar hoofd naar de zon toe gedraaid, haar witte manen wapperden zachtjes om haar hals heen. Ze voelde zich eenzaam, leeg van binnen maar heel even gaf het niet. Het was lente, enkele vogels vlogen loom van tak naar tak terwijl ze hard aan het zingen waren. Chaitanya trok een oogje open, liet het over het gebied glijden en sloot het weer. Vrede. Eenzaamheid. Vrede. Pijn. Ze voelde zich verdoofd, staarde naar het niets met haar ogen dicht en de poging om de beelden van drie weken geleden uit haar hoofd te krijgen mislukte. Opeens zag ze het weer voor zich, de enorme vlammen als een uit de hand gelopen vreugdevuur. Het was alleen geen vreugdevuur, het was de poort naar de Dood. Wacht, sinds wanneer was dat zo? Die vergelijking was toch nooit in haar opgekomen? Chaitanya sperde haar ogen geschrokken open, besefte zich dat het gemis waarschijnlijk erger werd. O nee, o nee dat kon ze niet hebben. Niet nu. De schurende pijn van haar geneesde brandwonden waren weg, maar die hadden een litteken achter gelaten. Ze kon de steken in haar hart weer voelen, die nooit weg zouden gaan - geen litteken die ze achter zouden laten - bij het idee van het enorme vuur dat haar familie opslokte... Het angstaanjagende gegil van de paarden, het afschuwelijke gekrijs van de mensen, van haar... Oh God, nee, niet aan denken niet aan denken. Chaitanya draaide zich om, verdoofd, liet haar ogen glijden door het gebied. Weg vredige gevoel, afleiding nergens te vinden. De merrie zuchtte gebroken, liet haar ogen opnieuw over het gebied glijden toen ze niets zag dat misschien voor afleiding kon zorgen, en staarde toen naar de lange schaduwen voor haar. Schaduwen, die waren er alleen als er licht was. Vlammen gaven ook licht... Oh, was het teveel gevraagd om nu een paard tegen te komen?
Het was namiddag. Warme zonnestralen braken tussen de lange, magere wilgentakken door. De jonge bladeren hadden een gelige kleur gekregen, de dikke rimpelige stammen van de wilgen stonden vredig in de zon. Muggen, vliegjes en al dat soort beesten leken wel glitters in het zacht-oranje licht en de grijze merrie genoot. Ze was met haar hoofd naar de zon toe gedraaid, haar witte manen wapperden zachtjes om haar hals heen. Ze voelde zich eenzaam, leeg van binnen maar heel even gaf het niet. Het was lente, enkele vogels vlogen loom van tak naar tak terwijl ze hard aan het zingen waren. Chaitanya trok een oogje open, liet het over het gebied glijden en sloot het weer. Vrede. Eenzaamheid. Vrede. Pijn. Ze voelde zich verdoofd, staarde naar het niets met haar ogen dicht en de poging om de beelden van drie weken geleden uit haar hoofd te krijgen mislukte. Opeens zag ze het weer voor zich, de enorme vlammen als een uit de hand gelopen vreugdevuur. Het was alleen geen vreugdevuur, het was de poort naar de Dood. Wacht, sinds wanneer was dat zo? Die vergelijking was toch nooit in haar opgekomen? Chaitanya sperde haar ogen geschrokken open, besefte zich dat het gemis waarschijnlijk erger werd. O nee, o nee dat kon ze niet hebben. Niet nu. De schurende pijn van haar geneesde brandwonden waren weg, maar die hadden een litteken achter gelaten. Ze kon de steken in haar hart weer voelen, die nooit weg zouden gaan - geen litteken die ze achter zouden laten - bij het idee van het enorme vuur dat haar familie opslokte... Het angstaanjagende gegil van de paarden, het afschuwelijke gekrijs van de mensen, van haar... Oh God, nee, niet aan denken niet aan denken. Chaitanya draaide zich om, verdoofd, liet haar ogen glijden door het gebied. Weg vredige gevoel, afleiding nergens te vinden. De merrie zuchtte gebroken, liet haar ogen opnieuw over het gebied glijden toen ze niets zag dat misschien voor afleiding kon zorgen, en staarde toen naar de lange schaduwen voor haar. Schaduwen, die waren er alleen als er licht was. Vlammen gaven ook licht... Oh, was het teveel gevraagd om nu een paard tegen te komen?
--
Posts moeten minstens 5 regels lang zijn maar ik denk dat je dat wel gaat redden :3 En even voor de duidelijkheid, Chaitanya is een indianenpeerdje dat 3 weken geleden haar familie kwijtraakte door een brand