Met langzame, sloffende passen bracht de zwarte hengst zich voort door het gebied. Zijn lange manen hing lusteloos lang zijn iets té magere lichaam en zijn staart volgde hem als een zwijgend konijn mee. Zijn hele lichaam bestond uit stress, zijn hoofd vol met de fouten die hij gemaakt had. Hij had misschien een kudde gevonden, maar nog steeds was een plek in zijn hart die open stond: liefde. Hij miste het gezelschap van een merrie aan zijn zijde. Het alwetende gevoel dat hij thuis kon komen bij een merrie, die verliefd op hem stond te wachten. Ooit was hij verliefd geweest, op de merrie die zijn kinderen had gedragen. Maar waar was die merrie nu? Had Amani hem definitief verlaten? Zuchtend dacht de hengst terug aan die verliefde tijden, de gelukkige tijden. Hoewel hij niet al te veel mocht klagen, hij was misschien nu wel gelukkig met de rust, was het nog steeds datgene dat hij miste. Een klein beetje liefde.
Het huisje boompje beestje gedoe was voor hem niet nodig, een grote familie met 2300 veulens zat er voor hem niet in. Al hoewel hij van gezelligheid hield, waren hele kleine paardjes niet zijn favoriete bezigheid. Maar misschien was Painted helemaal niet het soort partner type paard. Hij had Amani anders nooit horen zeggen, ‘’Goh, wat ben je toch romantisch’’. Even gleed er een glimlach langs zijn gezicht, romantisch? Nee. Dat was hij nooit geweest. Met een half schuddend hoofd bracht de hengst zich voor in een lichte, zwevende draf. Honger. Dat was iets wat hij elke dag, elke minuut had. En hoewel het niet aan zijn lichaam te zien was, was Painted een flinke vreetzak.
Met een paar flinke happen gras gemengd met bloemen, was zijn honger bijna alweer gestild. Langzaam werd hij begroet door andere dieren, konijnen en vogels. Hij vroeg zich wel eens af of er konijnen waren net zoals als hem. Neutrale konijnen, goede konijnen. Een grijns kwam op zijn gezicht toen hij het beeld voor zich van konijnen in oorlog, kudde tegen kudde. Of misschien was het een kudde konijnen tegen een kudde vossen? Waren hier überhaupt vossen? Eerlijk gezegd was hij blij dat hij deze vraag niet kon beantwoorden. Dieren als vossen, panters en wolven, waren niet bepaald zijn lievelingsdieren.
‘’Als ik 1 keer tring, dan ben jij een lekkerding, Als ik 2 keer tring, ben jij een super lekkerding En als ik 3 keer bel met me fietsbel-bel, ben jij de mooiste van `t stel’’ De stem van de zwarte hengst gleed over het gebied, hij was weer in een van zijn melige buien. Misschien zou hij nog een paard tegen komen? Even lachte hij hard en vervolgde ‘Tring Tring Tring’’. Op dit moment vond hij zichzelf hilarisch en er was niemand die hem het tegendeel kon bewijzen.
[&Raaf]
Het huisje boompje beestje gedoe was voor hem niet nodig, een grote familie met 2300 veulens zat er voor hem niet in. Al hoewel hij van gezelligheid hield, waren hele kleine paardjes niet zijn favoriete bezigheid. Maar misschien was Painted helemaal niet het soort partner type paard. Hij had Amani anders nooit horen zeggen, ‘’Goh, wat ben je toch romantisch’’. Even gleed er een glimlach langs zijn gezicht, romantisch? Nee. Dat was hij nooit geweest. Met een half schuddend hoofd bracht de hengst zich voor in een lichte, zwevende draf. Honger. Dat was iets wat hij elke dag, elke minuut had. En hoewel het niet aan zijn lichaam te zien was, was Painted een flinke vreetzak.
Met een paar flinke happen gras gemengd met bloemen, was zijn honger bijna alweer gestild. Langzaam werd hij begroet door andere dieren, konijnen en vogels. Hij vroeg zich wel eens af of er konijnen waren net zoals als hem. Neutrale konijnen, goede konijnen. Een grijns kwam op zijn gezicht toen hij het beeld voor zich van konijnen in oorlog, kudde tegen kudde. Of misschien was het een kudde konijnen tegen een kudde vossen? Waren hier überhaupt vossen? Eerlijk gezegd was hij blij dat hij deze vraag niet kon beantwoorden. Dieren als vossen, panters en wolven, waren niet bepaald zijn lievelingsdieren.
‘’Als ik 1 keer tring, dan ben jij een lekkerding, Als ik 2 keer tring, ben jij een super lekkerding En als ik 3 keer bel met me fietsbel-bel, ben jij de mooiste van `t stel’’ De stem van de zwarte hengst gleed over het gebied, hij was weer in een van zijn melige buien. Misschien zou hij nog een paard tegen komen? Even lachte hij hard en vervolgde ‘Tring Tring Tring’’. Op dit moment vond hij zichzelf hilarisch en er was niemand die hem het tegendeel kon bewijzen.
[&Raaf]