De gele en oranje kleuren mengden zich samen tot een prachtige zonsondergang die de horizon elke dag weer kon sieren, tot genot van alle dieren die het konden bewonderen. Het was een teken dat het nacht zou worden. De wezens die zich het zich in de nacht comfortabel maakte, ontwaakten zodra het ligt die de zon de aarde verschafte was gedoofd. De dieren die genoten van het zonlicht gingen een plek zoeken waar ze konden slapen. Een plek die je beschutte tegen het 'onheil' van buitenaf. Een zachte wind waaide door de witte manen van de hengst die naar de vertoning van de zon te beschouwen. En op een andere manier bestudeerde hij het. Hoe was het mogelijk dat de kleuren zich zo door de hele lucht konden verspreiden, maar je kon ze nooit aanraken. Hoe dichter bij je kwam, hoe verder weg de zon leek te gaan. Waarom? Als de zon onder ging, wat gebeurde er dan met de aarde zelf. Die draaide weg, hij keerde zijn kont naar de zon. Maar waarom leek het alsof je niet dichterbij de zon kon komen. Als je verder liep, draaide de aarde intussen zo hard dat je het gewoon niet kon? Hoe hard je ook galoppeerde, de aarde zou dan als een gek gaan tollen? Dat was onmogelijk, de aarde zou je niet op je aan kunnen passen. Hij besloot er niet verder over na te denken, en enkel te kijken naar de illustratie van de zon, waar hij - afgezien de gedachten van zojuist - dol op was.
De zwarte tongen des duisternis likten om hem heen. Er was enkel nog wat vaags oranje aan de horizon te zien wat van de zonsondergang over was. Zijn oren draaiden wat in het rond bij het geluid van de nachtdieren die zo langzamerhand ontwaakten. Zijn staart werd met weinig kracht tegen zijn flank aan geworpen. Langzaam kwam zijn ranke lichaam weer in beweging. Hij was veel te iel voor zijn leeftijd, maar hij bekommerde zich er niet over. Hij had hoge benen en een tenger postuur. Zijn hals was daar in tegen wel wat dikker. Hij was niet zeer gespierd, maar trainingen zouden dan nog wel komen. Hij was ook klein voor zijn leeftijd, maar hij was dacht hij, zo bijna uitgegroeid. Maar toch werd hij toch vaak als 'knap' ervaren door de merries.
Zijn tred was lichtvoetig, zijn hoeven hoorde je nauwelijks tegen de grond aan komen. Zijn smalle, en redelijk puntige hoeven maakte ondiepe afdrukken in het mulle, zachte strandzand. De sterke geur van het zeewater, gemengd met verrotte vis drong zijn neusgaten binnen. Een geur die hij als walgelijk beleefde. Hij was hier enkel geweest omdat je dan een prachtig uitzicht had voor de zonsondergang. Hij versnelde zijn pas naar een vlot drafje. Zijn staart werd licht omhoog gelift en zijn oren draaiden zich naar voren. Hij zwiepte eens met zijn staart, nu krachtiger dan de vorige keer, en sprong aan in een proper galopje. Zijn hoeven kwamen met doffe ploffen weer terug in het zand. Het was wel zwaar galopperen, door het zand was het zeker moeilijker dan op gewone harde grond, die je bijvoorbeeld in het bos vond. Hij hield zijn hals op borsthoogte, zijn passen moesten nu wel krachtiger worden. Al prefereerde hij het galop waarbij hij lichtvoetig en vlot tussen de bomen kon zigzaggen. Hij was lenig, door zijn tengere postuur kon hij zich alle kanten op bewegen. Daarom wilde hij nu liever hier vandaan. De volgende keer zou hij een andere plek zoeken om de zonsondergang te aanschouwen. De heuvels was vast ook een goede plek. Maar het kon niet tippen aan de schittering die het opleverde in het zeewater. Dus waarschijnlijk zou hij zich niet aan die uitspraak houden en gewoon de volgende avond - als het helder zou zijn - weer op deze plek terugkomen.
Het leek steeds donkerder te worden. Een heldere maan, die je deed denken aan de vorm van een banaan, schitterde aan de hemel, met de duizenden sterren eromheen. Het waren de lichtjes in de duisternis. Degene die je naar huis leidden als je de weg kwijt was. Het enige geluid dat hij kon horen was het geplof was zijn hoeven, zijn ademhaling, de krekels, en als hij heel goed luisterde, kon hij zijn eigen hart onder zijn borstkas horen kloppen. Hij voelde hoe de wind frisser werd na mater het later werd. De temperatuur daalde langzaam. Zijn pas bleef in een regelmatig tempo doorgaan. Tot hij bijna de boomgrens had bereikt, leek hem iets te horen wat niet bij het tafereel hoorde van de voorgaande minuten. Hij remde af, draaide zijn oren in het rond. Waren dat zijn eigen hoeven, of die van een ander. Hij stopte, om er zeker van te weten dat het geluid niet afkomstig van hem was. Hij concentreerde zich op de geluiden van buitenaf. En hij wist het zeker, hij hoorde andere hoeven. Hij schudde zijn hoofd, waardoor het omhoogkwam. Zijn staart was nu hoog omhoog. Zijn oren strak naar voren gericht. Toen kwam er een schel gehinnik uit zijn mond rollen. Wat waarschijnlijk voor bijna iedereen onbekend was. Hij was immers nieuw in het gebied genaamd Dream Horses. De gene die dat aan hem had verteld, had het verklaard als het 'paradijs voor de paarden'. En hij was het met hem eens naarmate hij verder de boel had verkend.
[kirsten & anderen als die willen]
De zwarte tongen des duisternis likten om hem heen. Er was enkel nog wat vaags oranje aan de horizon te zien wat van de zonsondergang over was. Zijn oren draaiden wat in het rond bij het geluid van de nachtdieren die zo langzamerhand ontwaakten. Zijn staart werd met weinig kracht tegen zijn flank aan geworpen. Langzaam kwam zijn ranke lichaam weer in beweging. Hij was veel te iel voor zijn leeftijd, maar hij bekommerde zich er niet over. Hij had hoge benen en een tenger postuur. Zijn hals was daar in tegen wel wat dikker. Hij was niet zeer gespierd, maar trainingen zouden dan nog wel komen. Hij was ook klein voor zijn leeftijd, maar hij was dacht hij, zo bijna uitgegroeid. Maar toch werd hij toch vaak als 'knap' ervaren door de merries.
Zijn tred was lichtvoetig, zijn hoeven hoorde je nauwelijks tegen de grond aan komen. Zijn smalle, en redelijk puntige hoeven maakte ondiepe afdrukken in het mulle, zachte strandzand. De sterke geur van het zeewater, gemengd met verrotte vis drong zijn neusgaten binnen. Een geur die hij als walgelijk beleefde. Hij was hier enkel geweest omdat je dan een prachtig uitzicht had voor de zonsondergang. Hij versnelde zijn pas naar een vlot drafje. Zijn staart werd licht omhoog gelift en zijn oren draaiden zich naar voren. Hij zwiepte eens met zijn staart, nu krachtiger dan de vorige keer, en sprong aan in een proper galopje. Zijn hoeven kwamen met doffe ploffen weer terug in het zand. Het was wel zwaar galopperen, door het zand was het zeker moeilijker dan op gewone harde grond, die je bijvoorbeeld in het bos vond. Hij hield zijn hals op borsthoogte, zijn passen moesten nu wel krachtiger worden. Al prefereerde hij het galop waarbij hij lichtvoetig en vlot tussen de bomen kon zigzaggen. Hij was lenig, door zijn tengere postuur kon hij zich alle kanten op bewegen. Daarom wilde hij nu liever hier vandaan. De volgende keer zou hij een andere plek zoeken om de zonsondergang te aanschouwen. De heuvels was vast ook een goede plek. Maar het kon niet tippen aan de schittering die het opleverde in het zeewater. Dus waarschijnlijk zou hij zich niet aan die uitspraak houden en gewoon de volgende avond - als het helder zou zijn - weer op deze plek terugkomen.
Het leek steeds donkerder te worden. Een heldere maan, die je deed denken aan de vorm van een banaan, schitterde aan de hemel, met de duizenden sterren eromheen. Het waren de lichtjes in de duisternis. Degene die je naar huis leidden als je de weg kwijt was. Het enige geluid dat hij kon horen was het geplof was zijn hoeven, zijn ademhaling, de krekels, en als hij heel goed luisterde, kon hij zijn eigen hart onder zijn borstkas horen kloppen. Hij voelde hoe de wind frisser werd na mater het later werd. De temperatuur daalde langzaam. Zijn pas bleef in een regelmatig tempo doorgaan. Tot hij bijna de boomgrens had bereikt, leek hem iets te horen wat niet bij het tafereel hoorde van de voorgaande minuten. Hij remde af, draaide zijn oren in het rond. Waren dat zijn eigen hoeven, of die van een ander. Hij stopte, om er zeker van te weten dat het geluid niet afkomstig van hem was. Hij concentreerde zich op de geluiden van buitenaf. En hij wist het zeker, hij hoorde andere hoeven. Hij schudde zijn hoofd, waardoor het omhoogkwam. Zijn staart was nu hoog omhoog. Zijn oren strak naar voren gericht. Toen kwam er een schel gehinnik uit zijn mond rollen. Wat waarschijnlijk voor bijna iedereen onbekend was. Hij was immers nieuw in het gebied genaamd Dream Horses. De gene die dat aan hem had verteld, had het verklaard als het 'paradijs voor de paarden'. En hij was het met hem eens naarmate hij verder de boel had verkend.
[kirsten & anderen als die willen]