|| O P E N & F E T H E R ||
Donker palominokleurige voorbenen klauwden zich om de tengere achterhand van iets wat slechts een schim was voor het menselijk oog. De hoge, gierende adem versterkte de adrenalinekick in het lijf van de achtervolger. Lange gele tanden suisden zo nu en dan door de lucht, iedere keer de schim missend.
Een sissende ‘s’ klank rolde over haar lippen toen de voorhoef tegen de achterbeen tapte van het hert maar het niet neerhaalde. De donkerzwarte ogen waren inspannend gefocust op het doelwit dat zo voor haar voeten rende.
Het gekrijs van een ander dier vulde de open plek al toen de achtervolging begon. Het hert kon niet weg, iedere keer werd het rondje weer kleiner en kleiner. Telkens als de bruine schim naar buiten probeerde te wijken werd die de pas afgesneden.
Ik krijg je wel.
Met die gedachte sprong ze en haalde eindelijk het vrouwtje neer. Wegens de snelheid die beide dieren hadden rolden ze nog even om voordat de palominokleurige merrie op stond om over het dier onder haar te gaan staan. Haar adem ging snel, ze zoog alle lucht van buiten haar longen in. Om dat te bemakkelijken sperde ze haar neusgaten zo ver mogelijk open. Ze hoorde de lucht via haar luchtpijp naar beneden gaan. Ze hoorde haar eigen oppervlakkige ademhaling.
Zo. Haar blik gleed naar beneden. Brutaal grijnsde ze, haar gele tanden ontblotend. Ze bracht haar neus naar beneden en rook aan de hals van het vrouwtjes hert. Het hert rook sterk naar Eyes en toch kon je haar eigen geur er ook doorheen ruiken. De meest walgelijke geur die ze in haar tweejarige leven had geroken. Ze gromde zachtjes. Haar zoete adem –wat overigens naar het gras rook en naar de bloemen die ze achter de kiezen had- kwam tegen de zachte huid van haar slachtoffer aan.
Bolleboos. Zo heette hét.
Aaliyah rees haar hoofd en ze keek peinzend naar Bolleboos. Daarna hoorde ze pas echt het geluid op de achtergrond. Strak keek ze achterom. Haar oren voor deze keer wat verder in de nek dan normaal zou doen. ’Hmm.’ Nadenkend liep ze naar voren, naar het wezen wat het eerdere gekrijs ook voor haar geweten had. De dochter van Bolleboos, voorheen Bolleboos II maar omgedoopt tot Noses. Aaliyah liep naar voren, snuffelde peinzend aan het kleintje wat bibberend in een hoekje was gedrukt en liep toen weer naar Bolleboos wat was opgekrabbeld. ’Hmm. Wat te doen. Wat te doen.’ Een sluwe grijns kwam over haar lippen terwijl ze dat uitsprak. De bloeddorst was nog heviger toen ze het lijden weerspiegeld zag in de ogen van het arme wezen.
Plots vervaagde die ‘klank’ in haar ogen en trok ze een afwezig gezicht. Haar lippen waren tot een harde streep gevormd. ’Hmm.’ humde ze zachtjes. ’Ik weet iets beters.’ Ze sprak het uit alsof ze de doodvonnis had uitgevonden.
Een krankzinnige lach vulde een tijdje later het woud. Een raaf vloog, verontwaardigd krassend, op en zocht een nieuw plekje in een boom. ’Ogen, oren, púntje van de néus.’ gegrinnik. Niet het gegrinnik wat je vaker hoorde bij Aaliyah. Het was het gegrinnik alsof ze iemand aan het martelen was en ze genoot ervan. Iets sluwigs had het.
Ze had besloten. Ze had besloten en genomen. Maar ze had ook gegeven. Al kon je het niet echt ‘gegeven’ noemen. Eerder genomen en teruggegeven zonder dat het compleet was. Het andere deel behoorde tot haar.
Het ging haar niet meer om de liefde van Eyes. Het ging haar niet meer om de jaloezie als ze hen samen zag. Ze wilde meer. Ze wilde Eyes niet delen en tegelijkertijd kon het haar niets meer schelen. Het ging haar om iets wat je toch een stukje van macht kon noemen. Al was dit andere soort macht. Niemand hoefde hieronder te lijden. Geen paard, niemand. Alleen iemand die Bolleboos heette.
De pijn wat ze zou aanrichten bij haar vriend Eyes nam ze voor lief. Het kon haar niets meer schelen. Het was niet meer zijn pijn, haar pijn. Hij gelukkig, zij gelukkig. Het was ieder voor zich. Aaliyah als Aaliyah. Bovendien had ze nu wat ze wilde. Een dochter. Noses was van haar. Als Eyes haar verraadde mocht dat, en nu nam Aaliyah iets wat dierbaar was voor zowel hem als voor Bolleboos. Bolleboos nog meer aangezien Eyes andere prioriteiten zou krijgen. De regels waren vanaf nu veranderd. Zij had de touwtjes in handen. De sterkste overwon. En dankzij haar zouden ook de zwakken overleven.
Weer gegniffel. Haar bloeddorst was gestild. Ze was niet gestoord. Ze was praktisch. Nog altijd Aaliyah. Nu nam ze alleen het heft in handen. Het was altijd al haar taak geweest om de kleine familie te leiden, zij had Eyes gered en verzorgd en zíj zou ook voor Noses en –helaas- Bolleboos zorgen. Eenmaal nu was dat haar plicht.
De zon brak opeens door. Helder licht liet haar ogen samen knijpen. ’Áh!’ stootte ze in één adem uit, iets wat feitelijk gewoon een normale uit-ademing zou moeten zijn. Haar longen werden even niet voorzien van lucht, die één-zestiende seconde dat ze het woordje ‘ah’ had uitgesproken.
Snel ademde ze diep in en opende haar ogen weer. Ze was zojuist vanonder de beschermende bladerlaag gekomen, de boomgrens was overduidelijk. Het ene moment liep je nog onder de beschermende bomen, het andere moment liep je opeens de felle zon tegemoet in de woestijn.
Het leek alsof alles erger werd, te beginnen met het benauwde weer. Om te eindigen met de horde vliegen die op haar afkwamen alsof ze zoetigheid was dat iemand vergeten was. Het zweet vormde zich toendertijd al op tot haar borst en onder haar buik. Het ergste was nog dat ze alleen een schaars plukje manen had; een voorpluk wat niet veel meer dan drie sprietjes haar bevatte, manen die zo kort waren dat het leek alsof er grote happen uit waren genomen; bovendien stonden haar manen rechtop en waren ze niet veel langer dan vijf centimeter. Opmerkelijk was dat haar staart dan weer te vol was in vergelijking met haar manen en voorpluk. Het sleepte over de grond en zo nu en dan stond ze erop.
Zoals nu.
’Potverdriegashapoepshit.’ siste ze nijdig toen ze achterom keek en een pluk haar zag liggen dat zojuist nog veilig aan haar staartwortel vast zat. ’Poepverdikkie!’ gromde ze voordat ze weer verder liep.
Aaliyah was al een tijdje humeurig geweest, in feite voelde ze zich nu gewoon goed. Uitstekend zelfs. Aaliyah was eigenlijk in een goede stemming. Ze hoefde nu niet iemands bloed meer te drinken uit chagrijnigheid.
Met een suizend geluid vloog haar staart door de lucht. Er brak een grijns door op haar gezicht. ’Mocht je leren.’ grauwde ze naar de dode vliegenbeesten die te laat waren weggevlogen. Met een arrogante ‘puh,’ draaide ze zich op haar hakken om en liep weer verder.
Haar keel begon te branden naarmate ze verder zwoegde. De hitte was op z’n zachts gezegd niet plezant. Aaliyah keek met droge ogen in de verte. Haar oren spitsten zich toen ze iets zag in de verte. Water. Een soort oase. Met een levend, groen struikje verderop. In een snelle, struikelende galop zette ze koers naar het plasje.
Na drie lange minuten gaf ze het op, de oase was nergens te zien meer.
Ondanks de korte tijd dat ze was gaan rennen zwoegden haar flanken en was haar mooie perzikenvachtje nat van het zweet. ’Yack.’ Wist ze uit te brengen tussen twee ademstoten.
Ohja. Vergeten. Aaliyah begon te veranderen. Nu ze twee jaar was en bijna drie maanden begon ze veranderingen aan te treffen aan haar lijf. Toen ze nog maar een halfjaar oud was had ze een beetje een goudbruine kleur als vacht, daarna was ze een tijdlang echt puur goud geweest. Naarmate ze ouder was geworden had ze een duistere teint gekregen dat haar goudkleurige vacht sierde. Het hing als een dreiging om haar heen. Ze was er blij mee. Alleen als de zon scheen werden sommige plekken echt helder goud.
Aaliyah grinnikte zachtjes en zette zichzelf moeizaam in beweging. Haar gegrinnik ging over tot een langzaam gehijg. ’Water.’ Wist haar droge keel uit te brengen. Ze had water nodig. Nog nooit had ze zo gehunkerd naar het koude, gladde, natte goedje dat langzaam zijn weg vond in haar slokdarm naar haar organen die het weg zouden voeren zodat Aaliyah het daarna ondankbaar weer uit kon plassen.
Nogmaals wist haar staart een paar vliegen te doden, en nogmaals. Na nog drie keer gaf ze het op en bleef ze zoeken naar enig leven in deze hel.
’Mommy, i’ve got peanut butter and jam. But no toast. Hellllllllp. I want toast.
GIMME TOAST.’ met een brul haalde ze uit naar een onzichtbare zebra dat koffie dronk en een boterhammetje verorberde.
’Of coffeayeh is ook lekkearhe.’
Snel schudde ze de hallicunatie weg en eiste van haar lichaam om te blijven lopen. Inmiddels was ze al zo wanhopig dat ze met haar ogen dicht zocht. Daarom was het een aangename verrassing toen haar hoef in iets nats stapte. Haar ogen vlogen open en – niet te geloven; daar was water. Ze hinnikte blij en begon met lange, gulzige teugen te drinken. Pas toen haar dorst gelest was huppelde ze verder. Alsof het geluk haar toelachte vond ze nog een rots dat veel schaduw bood. Nadat ze een rondje om het ding had gelopen ging ze liggen in de schaduw. Natuurlijk doezelde ze gelijk weg. Welke sukkel zou het nou niet doen?
1575 woorden en ik wilde eigenlijk verder typen
Een sissende ‘s’ klank rolde over haar lippen toen de voorhoef tegen de achterbeen tapte van het hert maar het niet neerhaalde. De donkerzwarte ogen waren inspannend gefocust op het doelwit dat zo voor haar voeten rende.
Het gekrijs van een ander dier vulde de open plek al toen de achtervolging begon. Het hert kon niet weg, iedere keer werd het rondje weer kleiner en kleiner. Telkens als de bruine schim naar buiten probeerde te wijken werd die de pas afgesneden.
Ik krijg je wel.
Met die gedachte sprong ze en haalde eindelijk het vrouwtje neer. Wegens de snelheid die beide dieren hadden rolden ze nog even om voordat de palominokleurige merrie op stond om over het dier onder haar te gaan staan. Haar adem ging snel, ze zoog alle lucht van buiten haar longen in. Om dat te bemakkelijken sperde ze haar neusgaten zo ver mogelijk open. Ze hoorde de lucht via haar luchtpijp naar beneden gaan. Ze hoorde haar eigen oppervlakkige ademhaling.
Zo. Haar blik gleed naar beneden. Brutaal grijnsde ze, haar gele tanden ontblotend. Ze bracht haar neus naar beneden en rook aan de hals van het vrouwtjes hert. Het hert rook sterk naar Eyes en toch kon je haar eigen geur er ook doorheen ruiken. De meest walgelijke geur die ze in haar tweejarige leven had geroken. Ze gromde zachtjes. Haar zoete adem –wat overigens naar het gras rook en naar de bloemen die ze achter de kiezen had- kwam tegen de zachte huid van haar slachtoffer aan.
Bolleboos. Zo heette hét.
Aaliyah rees haar hoofd en ze keek peinzend naar Bolleboos. Daarna hoorde ze pas echt het geluid op de achtergrond. Strak keek ze achterom. Haar oren voor deze keer wat verder in de nek dan normaal zou doen. ’Hmm.’ Nadenkend liep ze naar voren, naar het wezen wat het eerdere gekrijs ook voor haar geweten had. De dochter van Bolleboos, voorheen Bolleboos II maar omgedoopt tot Noses. Aaliyah liep naar voren, snuffelde peinzend aan het kleintje wat bibberend in een hoekje was gedrukt en liep toen weer naar Bolleboos wat was opgekrabbeld. ’Hmm. Wat te doen. Wat te doen.’ Een sluwe grijns kwam over haar lippen terwijl ze dat uitsprak. De bloeddorst was nog heviger toen ze het lijden weerspiegeld zag in de ogen van het arme wezen.
Plots vervaagde die ‘klank’ in haar ogen en trok ze een afwezig gezicht. Haar lippen waren tot een harde streep gevormd. ’Hmm.’ humde ze zachtjes. ’Ik weet iets beters.’ Ze sprak het uit alsof ze de doodvonnis had uitgevonden.
Een krankzinnige lach vulde een tijdje later het woud. Een raaf vloog, verontwaardigd krassend, op en zocht een nieuw plekje in een boom. ’Ogen, oren, púntje van de néus.’ gegrinnik. Niet het gegrinnik wat je vaker hoorde bij Aaliyah. Het was het gegrinnik alsof ze iemand aan het martelen was en ze genoot ervan. Iets sluwigs had het.
Ze had besloten. Ze had besloten en genomen. Maar ze had ook gegeven. Al kon je het niet echt ‘gegeven’ noemen. Eerder genomen en teruggegeven zonder dat het compleet was. Het andere deel behoorde tot haar.
Het ging haar niet meer om de liefde van Eyes. Het ging haar niet meer om de jaloezie als ze hen samen zag. Ze wilde meer. Ze wilde Eyes niet delen en tegelijkertijd kon het haar niets meer schelen. Het ging haar om iets wat je toch een stukje van macht kon noemen. Al was dit andere soort macht. Niemand hoefde hieronder te lijden. Geen paard, niemand. Alleen iemand die Bolleboos heette.
De pijn wat ze zou aanrichten bij haar vriend Eyes nam ze voor lief. Het kon haar niets meer schelen. Het was niet meer zijn pijn, haar pijn. Hij gelukkig, zij gelukkig. Het was ieder voor zich. Aaliyah als Aaliyah. Bovendien had ze nu wat ze wilde. Een dochter. Noses was van haar. Als Eyes haar verraadde mocht dat, en nu nam Aaliyah iets wat dierbaar was voor zowel hem als voor Bolleboos. Bolleboos nog meer aangezien Eyes andere prioriteiten zou krijgen. De regels waren vanaf nu veranderd. Zij had de touwtjes in handen. De sterkste overwon. En dankzij haar zouden ook de zwakken overleven.
Weer gegniffel. Haar bloeddorst was gestild. Ze was niet gestoord. Ze was praktisch. Nog altijd Aaliyah. Nu nam ze alleen het heft in handen. Het was altijd al haar taak geweest om de kleine familie te leiden, zij had Eyes gered en verzorgd en zíj zou ook voor Noses en –helaas- Bolleboos zorgen. Eenmaal nu was dat haar plicht.
De zon brak opeens door. Helder licht liet haar ogen samen knijpen. ’Áh!’ stootte ze in één adem uit, iets wat feitelijk gewoon een normale uit-ademing zou moeten zijn. Haar longen werden even niet voorzien van lucht, die één-zestiende seconde dat ze het woordje ‘ah’ had uitgesproken.
Snel ademde ze diep in en opende haar ogen weer. Ze was zojuist vanonder de beschermende bladerlaag gekomen, de boomgrens was overduidelijk. Het ene moment liep je nog onder de beschermende bomen, het andere moment liep je opeens de felle zon tegemoet in de woestijn.
Het leek alsof alles erger werd, te beginnen met het benauwde weer. Om te eindigen met de horde vliegen die op haar afkwamen alsof ze zoetigheid was dat iemand vergeten was. Het zweet vormde zich toendertijd al op tot haar borst en onder haar buik. Het ergste was nog dat ze alleen een schaars plukje manen had; een voorpluk wat niet veel meer dan drie sprietjes haar bevatte, manen die zo kort waren dat het leek alsof er grote happen uit waren genomen; bovendien stonden haar manen rechtop en waren ze niet veel langer dan vijf centimeter. Opmerkelijk was dat haar staart dan weer te vol was in vergelijking met haar manen en voorpluk. Het sleepte over de grond en zo nu en dan stond ze erop.
Zoals nu.
’Potverdriegashapoepshit.’ siste ze nijdig toen ze achterom keek en een pluk haar zag liggen dat zojuist nog veilig aan haar staartwortel vast zat. ’Poepverdikkie!’ gromde ze voordat ze weer verder liep.
Aaliyah was al een tijdje humeurig geweest, in feite voelde ze zich nu gewoon goed. Uitstekend zelfs. Aaliyah was eigenlijk in een goede stemming. Ze hoefde nu niet iemands bloed meer te drinken uit chagrijnigheid.
Met een suizend geluid vloog haar staart door de lucht. Er brak een grijns door op haar gezicht. ’Mocht je leren.’ grauwde ze naar de dode vliegenbeesten die te laat waren weggevlogen. Met een arrogante ‘puh,’ draaide ze zich op haar hakken om en liep weer verder.
Haar keel begon te branden naarmate ze verder zwoegde. De hitte was op z’n zachts gezegd niet plezant. Aaliyah keek met droge ogen in de verte. Haar oren spitsten zich toen ze iets zag in de verte. Water. Een soort oase. Met een levend, groen struikje verderop. In een snelle, struikelende galop zette ze koers naar het plasje.
Na drie lange minuten gaf ze het op, de oase was nergens te zien meer.
Ondanks de korte tijd dat ze was gaan rennen zwoegden haar flanken en was haar mooie perzikenvachtje nat van het zweet. ’Yack.’ Wist ze uit te brengen tussen twee ademstoten.
Ohja. Vergeten. Aaliyah begon te veranderen. Nu ze twee jaar was en bijna drie maanden begon ze veranderingen aan te treffen aan haar lijf. Toen ze nog maar een halfjaar oud was had ze een beetje een goudbruine kleur als vacht, daarna was ze een tijdlang echt puur goud geweest. Naarmate ze ouder was geworden had ze een duistere teint gekregen dat haar goudkleurige vacht sierde. Het hing als een dreiging om haar heen. Ze was er blij mee. Alleen als de zon scheen werden sommige plekken echt helder goud.
Aaliyah grinnikte zachtjes en zette zichzelf moeizaam in beweging. Haar gegrinnik ging over tot een langzaam gehijg. ’Water.’ Wist haar droge keel uit te brengen. Ze had water nodig. Nog nooit had ze zo gehunkerd naar het koude, gladde, natte goedje dat langzaam zijn weg vond in haar slokdarm naar haar organen die het weg zouden voeren zodat Aaliyah het daarna ondankbaar weer uit kon plassen.
Nogmaals wist haar staart een paar vliegen te doden, en nogmaals. Na nog drie keer gaf ze het op en bleef ze zoeken naar enig leven in deze hel.
’Mommy, i’ve got peanut butter and jam. But no toast. Hellllllllp. I want toast.
GIMME TOAST.’ met een brul haalde ze uit naar een onzichtbare zebra dat koffie dronk en een boterhammetje verorberde.
’Of coffeayeh is ook lekkearhe.’
Snel schudde ze de hallicunatie weg en eiste van haar lichaam om te blijven lopen. Inmiddels was ze al zo wanhopig dat ze met haar ogen dicht zocht. Daarom was het een aangename verrassing toen haar hoef in iets nats stapte. Haar ogen vlogen open en – niet te geloven; daar was water. Ze hinnikte blij en begon met lange, gulzige teugen te drinken. Pas toen haar dorst gelest was huppelde ze verder. Alsof het geluk haar toelachte vond ze nog een rots dat veel schaduw bood. Nadat ze een rondje om het ding had gelopen ging ze liggen in de schaduw. Natuurlijk doezelde ze gelijk weg. Welke sukkel zou het nou niet doen?
1575 woorden en ik wilde eigenlijk verder typen