and those who seemed to love each other, were more unhappy than any other one.
Koud was de nacht waarin zij gebaard werd. Winters was de wind die langs haar manen streek. Wit was de grond waarop zij lag. Kil en ijzig was de sfeer rondom haar. Een bries klonk in de duisternis en een warme adem streek voor een moment langs haar vacht. Dwingend sprak een stem tot haar, staan was dat wat zij nu moest gaan doen. Om daarna te kunnen drinken en op krachten te komen zodat ze weg konden lopen wanneer ze daar toe in staat was. Het was niet veilig in deze landen. Gevaar was overal. Niemand kon hier rustig en op zijn of haar gemak rondzwerven. Althans, niet zonder het risico te lopen vermoord te worden. Zonder welke reden dan ook kon je worden aangevallen. Duistere wezens bewogen zich voort. Wilden je bloed proeven en als je angst toonde, verslonden zij deze en leken ze er enkel sterker van te worden. Moordlustig keken zij uit hun ogen, blikkerende tanden waren vaak de laatste dingen die je zag. Bijna de laatste dingen, net voordat je stierf, keken zij in je ogen om te zien hoe het leven hieruit wegvloeide. Twee duivelse ogen nam je waar voordat je voor goed in het hiernamaals beland was.
Geritsel van bladeren verstoorde de absolute stilte die heerste op deze plaats. De maan kwam tevoorschijn toen de wind de wolken die haar zicht bedierven had weggeblazen. De roep van een uil weerklonk tussen de bomen en liet een echo nagalmen. Irritatie doemde op. Herinneringen van enkele dagen geleden kwamen boven. Zorgden ervoor dat ze alles wat ze beleefd had, herbeleefde. De angst die in de ogen van de slachtoffers werd weerspiegeld hadden een gevoel van euforie en hebzuchtigheid opgewekt. Het was moeilijk om jezelf te beheersen wanneer je wist dat deze prooi de jouwe zou zijn. Een hunkering naar bloed was wat haar impulsen niet konden negeren. Zonder verder waarschuwing had ze hen verscheurd. Haar hoeven landden op hun borstkas; luid gekraak volgde. Met kracht boorde ze haar tanden in hun hals, precies op de plaats waar een slagader verscholen zat. Voldoening kwam in haar op toen ze het bloed rook en proefde. Een grijns sierde haar met bloed bedekte lippen. De heldere fonkeling in haar donkergroene ogen, die zwart verkleurden bij deze daden, was zoals gewoonlijk aanwezig en creëerde een angstaanjagend effect. Rillingen liepen over de rug van het jonge veulen. Zorgden ervoor dat het in angst gehuld werd. Ze snoof een maal en keurde het diertje geen blik meer waardig. Het beestje was de moeite niet waard om te doden. Zij had wat ze wilde. En zou altijd krijgen wat ze wilde.
Haar donkergroene ogen gleden over de vlakte heen. Zagen hoe het landschap veranderde en hoe de maan haar pad verlichtte. Onopvallend bewoog ze zich voort. Haar lichte, blonde manen langs haar hals gedrapeerd. Haar hals die zoveel donkerder was, evenals de rest van haar vacht. Een vreemde kleur had ze, al kon het haar niet veel deren. Het was de Dood die haar gecreëerd had, de Dood die haar tot leven had geroepen. De Dood die de leider was in het land waar zij vandaan kwam. Het land waar demonen uit de Hel hun huis hadden gevestigd. Dat was de plaats waar zij hoorde. Waar zij zich thuis voelde en waar haar hart lag. Haar hart, dat zwarter en verdorven was dan dat van ieder ander in dit land. Ze walgde ervan. De paarden die dachten het leven op handen te dragen. Misselijk werd ze, als zij haar voor de voet liepen. Moordlust kwam in haar ogen, als ze hen wilde doden. Voldoening kreeg ze, als ze haar prooi had gegrepen. De wereld zou vergaan en in handen komen van de Dood en zijn troepen. Celebrían was naar de Aarde gezonden om te kunnen proeven van dit leven en het vervolgens te verafschuwen. Zodat de Dood, haar schepper en leider, zou weten waarop hij moest rekenen.
------
Open voor iedere dwaas die het aandurft om Celebrían's pad te kruisen.
Laatst aangepast door Celebrían op zo 24 jul - 6:52; in totaal 1 keer bewerkt