Voor de eerste keer in zijn leven was zijn witte kleur voordelig. Het was mistig hier, in het moeras. Voor de verandering had de Cremello eens een goede schutkleur. Zijn ogen bestudeerden zijn omgeving. Er was niemand te zien, maar dat betekende niet dat er niemand was. Daar moest je nooit van uit gaan, was zijn ervaring. Zeker niet in een moeras als dit, waar eventuele geluiden worden gesmoord door de vochtige lucht. Vens ogen toonden weinig emotie. Maar dat was maar zelden zo. Misschien een flits van woede, waarbij je je afvroeg of hij er echt was geweest. Meer was er niet in zijn ogen af te lezen. Vroeger dachten ze dat hij blind was, door zijn maanogen. Een tijdje had hij ze in die waan gelaten, maar uiteindelijk had hij zijn voordeel goed gebruikt. Ze hadden hem onderschat. Dat zouden ze nooit weer doen.
Vens brede hoeven zakten ver weg in de modder, waardoor het lopen bemoeilijkt werd. Hij merkte het nauwelijks. Zijn aandacht ging uit naar het verleden. Er was nog één iemand met wie hij nog een rekening te verheffen had. Het zou alleen best een tijd kunnen duren voordat dat mogelijk zou zijn. Maar ondertussen moest hij zich klaar maken, trainen. Zijn ogen speurden de omgeving nogmaals af. Hij zag een schaduw, van waarschijnlijk een paard. Maar hij hield niet stil, deed er niets aan om zich te verbergen of juist kenbaar te maken. Hij bleef gewoon, in hetzelfde tempo, doorlopen.
Vens brede hoeven zakten ver weg in de modder, waardoor het lopen bemoeilijkt werd. Hij merkte het nauwelijks. Zijn aandacht ging uit naar het verleden. Er was nog één iemand met wie hij nog een rekening te verheffen had. Het zou alleen best een tijd kunnen duren voordat dat mogelijk zou zijn. Maar ondertussen moest hij zich klaar maken, trainen. Zijn ogen speurden de omgeving nogmaals af. Hij zag een schaduw, van waarschijnlijk een paard. Maar hij hield niet stil, deed er niets aan om zich te verbergen of juist kenbaar te maken. Hij bleef gewoon, in hetzelfde tempo, doorlopen.