Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

The undead have been killed. [open]

3 plaatsers

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

Celebrían

Celebrían
VIP

Als grote armen leken zij te wuiven. Takken, die groter waren dan de boom zelf. Proberend om alles wat leefde en dat om hen heen was, te grijpen. Zodat het verslonden kon worden, nadat het naar haar gezonden was. Bloed moest vloeien. Vlees en huid moest scheuren. Stembanden moesten trillen, om zo een schreeuw in de lucht te kunnen schieten. Moordlustig waren de bewegingen van deze, door hout opgebouwde, onderdelen. Woest. Alsof ze ongecontroleerd handelden – het feit dat ze zelfs de kleinste wezens wisten te grijpen, bewees de precieze aansturing van háár.
Haast niemand durfde de bossen te betreden in dit duivelse land. Enkel diegenen met een dapper en moedig hart dat altijd bleef kloppen, waande zich hierin. Omdat zij niets te vrezen hadden en streden voor alles wat hen niet lief was. Het was voor hen onmogelijk om lief te hebben. Het woord was tevens ook niet in hun woordenboek te vinden. Zwarte hoeven hadden zij, hard als staal. Hoeven waarmee gedood kon worden, zonder moeite en al te veel kracht. Vals was de grijns die zich op hun gezichten vormde wanneer zij toesloegen, hoewel hun ogen, die vervaarlijk fonkelden, niet van henzelf leken te zijn. Zij werden bestuurd en handelden in opdracht van hem. Hij die de heerser was van al het kwaad op aard. Nauw samenwerkend met de Duivel die als zijn broer beschouwd kon worden. Meedogenloos sneden zij alle plekken weg die infecties konden veroorzaken op de Duisternis. En toch kon hij het leven schenken aan sommigen die het geluk hadden. De Dood schonk het leven aan zij die het waard waren om opnieuw te mogen leven. Het waren geen tweede kansen die hij weggaf. Het was één kans die ze niet mochten verpesten.
Bloed sijpelde langs haar kin. Kracht werd door haar gewonnen uit deze bronnen van leven. Als beloning schonk zij hen het recht om te mogen fungeren als échte bomen. Bomen die stil stonden en enkel konden bewegen wanneer de wind door hun takken en bladeren blies. In rust mochten zij verder leven, totdat de Dood hen kwam halen.
Gapend liep zij door het duister. Verscholen tussen de donkere takken en bladeren van de bomen die haar nog geen diensten hadden bewezen. Wat feitelijk gezien ook niet mogelijk was, aangezien ze hier nog niet zo lang huisde. Zo nu en dan gaf de zilveren maan met haar kille stralen een kleur aan haar blonde staart en manen. Haar donkergekleurde vacht kon niet opgelicht worden en zou het ook nooit doen. Smakkend met haar lippen, terwijl haar tong ze aflikte, hield zij halt voor een meer. Een poel die gevuld was met troebel water dat toch nog wel enigszins te drinken was. Snuffelend onderzocht ze de kwaliteit van het vocht, om vervolgens te besluiten dat het enkel de moeite waard was om zichzelf hierin te wassen.
Water drupte van haar lichaam af en ietwat onwennig schudde ze zichzelf uit. Een schone vacht was niet iets waar ze veel aandacht aan besteedde, vandaar het vreemde, schóne gevoel. De aanwezigheid van een of ander paard had ze enkele minuten al opgemerkt en terwijl ze hoopte dat haar soortgenoot zou weggaan, had ze het genegeerd. Tevergeefs. Zuchtend draaide ze haar kont, zodat haar hoofd in de richting van het dier geplaatst werd. ’PAS OP. KIJK ACHTER JE!’ riep ze quasi-angstig en verschrikt. Misschien trapte het dier in haar woorden, die menigeen als grap kon beschouwen.

Amigo

Amigo

Jeesz, hadden ze nou niets anders te doen dan elkaar te vermoorden, dacht het jonge hengstveulen toen hij 2 moordende paarden zag. Nou indrukwekkend nou, je bewees elkaar een macht of sterkte maar waarom moest je dat bewijzen. Honger in bloed kon je niet hebben, paarden waren geen vleeseters en bloed was niet bepaald het lekkerste in het leven. Slecht zijn had voordelen maar dat 'oren in de nek' of 'kil praten en kijken'. Nee daar hield hij niet van, commanderen moest ie niet hebben. Túúrlijk wou hij best slecht zijn, het beviel hem wel want hij was niet neutraal of goed. Wauw, ingewikkeld zeg. Misschien zocht hij ooit wel hulp. Amigo zuchtte, het 'spektakel' was inmiddels afgelopen. Natuurlijk lagen er nu 2 lijken in plaats van een, zo sterk waren ze dus beiden niet. Jammer nou, Amigo draaide zich om en liep weg. Hij verveelde zich nu al. Hij begon maar na te denken over het slecht zijn. Het zou hem wel bevallen maar hij moest de juiste persoon zoeken daarvoor. Niet zomaar een wannabe. Amigo snoof, schudde zijn hoofd en galoppeerde weg. Na een tijdje zag ie een paard, een bruin paard. Moest zij hem helpen? Hij hoopte van wel. Hij haalde diep adem en liep naar het paard maar schrok van haar woorden en keek even naar achteren. Zijn hart bonkte in zijn keel maar hij zag niets. "Wie denk je wel niet wie je bent om een veulen te laten schrikken!" Snauwde hij boos. "Ik schrok me dood!" Mompelde hij nog voordat hij besefte dat dit een slecht paard was, geen wannabe maar echt slecht. "Mooi jij kunt me helpen als je wilt, ik zoek hulp om slecht te zijn." Stak hij maar meteen van wal. Als zij hem niet kon of wou helpen zou hij het ook niet meer proberen.

Rebel

Rebel

Langzaam sjokte de merrie van een niet nader te benoemen kleur -iets tussen vuilgeel, grijs en wit in- door de bossen. De bomen kraakten onheilspellend toen Rebel passeerde, ze bewogen zich onbehaaglijk in de wind, alsof ze wisten wat er ging komen. Misschien was het een voorbode, een waarschuwing. Pas op. Pas op voor de merrie met het gevaarlijke uiterlijk, dat onder de littekens zat, scheve en scherpe tanden had en kijk uit voor de uitpuilende ogen. Rebel grijnsde breed naar de bomen, die in reactie nog angstiger heen en weer wiegden op de wind, hun lange grijperige takken streken over haar rug, langs haar benen. "Pak me dan, als je kan," kirde ze krankzinnig tegen de takken, terwijl ze over de donkerzwarte bosgrond verder liep. Het pad, begroeid met schimmels en paddestoelen, dempte het geluid van haar hoeven zodat Rebel geluidloos voortliep. Ze luisterde naar het gekras van de kraaien, onheilsvogels en lachte hees. Dit bos was verdorven en gevuld met zwarte zielen, de veren van de kraaien daalden op haar neer en enkele bleven haken in haar manen, in haar staart. Het gaf haar de uiterlijk van een boeman, de merrie zat onder het vuil, bedekt met littekens en de veren die waren blijven haken in de klitten van haar manen en staart deden haar op een monster lijken. Ze overwoog om zich ook nog door wat modder te gaan wentelen, om overdekt met een bruine korsten en veren andere paarden de stuipen op het lijf te jagen. Maar nee, dat was zo.. bruut. Tactloos. Ze zou het bij de veren laten. De merrie snoof, haar neusgaten opgengesperd. De geur van een paard.. of twee. Onbekend. Maar zij kende ook niemand hier. En niemand kende haar hier. Ze was een vreemdeling, een ongemaskerde bandiet die haar land kwam opeisen. Een krankzinnig gegiechel verliet haar mond, terwijl ze verder sloop, de geur van rottende bladeren vulde haar neus, het geluid van klaterend water haar oren. Abrupt verstomde haar geluid en begonnen haar ogen donkerzwart te schitteren, weken haar lippen uiteen in een grijns die haar scheve tanden onthulde. Ze sloopt dichterbij en nam de situatie in zich op. Twee paarden, één jong, de ander ouder. Het jong stond met zijn rug naar haar toegekeerd en schreeuwde de merrie toe dat hij was geschrokken. Een schattende blik op de merrie, die haar nu zou moeten zien. Het monster was uit de schaduwen getreden, vertoefde achter het veulen. Geluiden gedempt op de bosgrond. De merrie, zij was haar zwakke schakel, ze mocht haar niet verraden. Maar iets in haar -het instict, misschien- zei haar dat ze dat niet zou doen. Zij twee waren uit hetzelfde hout gesneden. Of misschien waren ze geweven uit de webben van moordlustige spinnen, die leefden in donkere grotten, wachtend op nieuwe slachtoffers. Het jong, het veulen was zelfverzekerd, maar ze zag zo dat hij nog vele fouten zou maken. Zijn eerste fout was dat hij zich begaf tussen twee paarden die allerminst zijn vrienden waren. Een lome, bijna slaperige knipoog ging uit naar de merrie. Daden zeiden meer dan woorden. Ze overbrugde de laatste stap en blies haar hete adem uit in zijn nek, boog zich voorover naar zijn oor, terwijl ze krakerig lachte. "Hihi, het was vast niet haar bedoeling om je te laten schrikken.." Haar stem stierf langzaam weg en ze liet haar kaken met een klap op elkaar klappen, bracht haar grote hoofd naar voren, vol in het zich van het kleine jong, de uitpuilende ogen, rimpelige neus en met littekens overdekte huid. "Schrik maar niet.."

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum