Nar liep rond. Haar mondhoeken krulden om tot een bijna krankzinnige grijns toen ze het opengereten lijk voor haar zag.
You lose, loser,' mompelde ze terwijl ze haar zwarte hoofd schudde. Ze plantte haar hoeven zorgvuldig over het leeggelopen lijk heen. Ze likte een keer langs haar grauwe mondhoeken voor ze nog een blik achterom wierp. Nee, ze had het paard zeker niet eigenhandig gedood, maar dit waren geen natuurlijke verwondingen en zo concludeerde ze dat het dier vermoordt was. Altijd fijn om te weten. Nar brieste en liep door met grijns van oor tot oor dat menig paard rillingen bezorgde. Ze klapperde met haar tanden, likte haar droge mond en stapte soepel voorwaarts. Ze rolde met haar ogen toen ze kraaien op het dier af zag komen. Het dode beest werd opgeruimd.
'Doe je aan hem te goed, as long as possible,' mompelde ze. Zij voelde zich te goed om zich te voeden met het vlees dat door anderen was geslacht. Een krijger, dat schuilde in haar. Een soldaat, trouw aan haar leider, die door vuur ging. De schedel op haar kop was daar getuige van. Op een donkere dag vond ze een skelet van wat ooit een levend dier was geweest. De ratten hadden het vlees eraf gevreten, de insecten hadden de botten schoon gespoeld en uiteindelijk had Nar het dode dier gevonden. Als klein veulen had ze het op de één of andere manier op haar kop gekregen en niet weer los weten te wrikken. Uiteindelijk deed ze er geen moeite meer voor. Het maakte haar wie ze was en niemand leek er problemen mee te hebben. De schedel was gelig tot wit gekleurd en de holtes waar eerder de ogen moesten hebben gezeten, bleven liggen op de verdikking van haar kop. Ze was nu vier jaar, dus ze wist bijna niet beter dan door een grauwe schedel heen te kijken. Bovendien boot het de bescherming die een normaal paard niet had. Nar brieste nog eens verveeld en schopte tegen een steentje aan. Waarom ze hier was gekomen, dat wist ze niet direct. Wel had een verhaal haar oren bereikt wat wel aanlokkelijk klonk. Een merrie, Nirvana die zich door niets of niemand van de wijs liet brengen. Nar voelde zich meteen al aangetrokken doordat idee, ondanks dat ze de merrie niet kende. Haar karaktertrekken klonken haar aanlokkelijk in de oren. Nar stapte parmantig door en liet daarna een harde hinnik door het bos weerschallen. Wel wel Nirvana, waar was je?
[Nirvana, eventueel later anderen]
You lose, loser,' mompelde ze terwijl ze haar zwarte hoofd schudde. Ze plantte haar hoeven zorgvuldig over het leeggelopen lijk heen. Ze likte een keer langs haar grauwe mondhoeken voor ze nog een blik achterom wierp. Nee, ze had het paard zeker niet eigenhandig gedood, maar dit waren geen natuurlijke verwondingen en zo concludeerde ze dat het dier vermoordt was. Altijd fijn om te weten. Nar brieste en liep door met grijns van oor tot oor dat menig paard rillingen bezorgde. Ze klapperde met haar tanden, likte haar droge mond en stapte soepel voorwaarts. Ze rolde met haar ogen toen ze kraaien op het dier af zag komen. Het dode beest werd opgeruimd.
'Doe je aan hem te goed, as long as possible,' mompelde ze. Zij voelde zich te goed om zich te voeden met het vlees dat door anderen was geslacht. Een krijger, dat schuilde in haar. Een soldaat, trouw aan haar leider, die door vuur ging. De schedel op haar kop was daar getuige van. Op een donkere dag vond ze een skelet van wat ooit een levend dier was geweest. De ratten hadden het vlees eraf gevreten, de insecten hadden de botten schoon gespoeld en uiteindelijk had Nar het dode dier gevonden. Als klein veulen had ze het op de één of andere manier op haar kop gekregen en niet weer los weten te wrikken. Uiteindelijk deed ze er geen moeite meer voor. Het maakte haar wie ze was en niemand leek er problemen mee te hebben. De schedel was gelig tot wit gekleurd en de holtes waar eerder de ogen moesten hebben gezeten, bleven liggen op de verdikking van haar kop. Ze was nu vier jaar, dus ze wist bijna niet beter dan door een grauwe schedel heen te kijken. Bovendien boot het de bescherming die een normaal paard niet had. Nar brieste nog eens verveeld en schopte tegen een steentje aan. Waarom ze hier was gekomen, dat wist ze niet direct. Wel had een verhaal haar oren bereikt wat wel aanlokkelijk klonk. Een merrie, Nirvana die zich door niets of niemand van de wijs liet brengen. Nar voelde zich meteen al aangetrokken doordat idee, ondanks dat ze de merrie niet kende. Haar karaktertrekken klonken haar aanlokkelijk in de oren. Nar stapte parmantig door en liet daarna een harde hinnik door het bos weerschallen. Wel wel Nirvana, waar was je?
[Nirvana, eventueel later anderen]