Een klein veulen wankelde traag door het korenveld. Haar natte lichaam hing vol gras en zand. Ook bloed was er te vinden. Alles plakte tegen haar aan en ze was erg vies. Ze stond nog erg wankel en zette daarom af en toe een stapje. Ze stapte iets en dan stopte ze meteen om weer op evenwicht te komen. Ze keek om haar heen met haar donkere en vriendelijke ogen. Ze kende niets en wist ook niets. Hoe heette ze? Waar was ze? Waar waren haar ouders? Ze wist het niet meer. Voorzichtig zette het kleine veulen een stapje vooruit en wankelde. Meteen kwam ze opnieuw met een harde plof op de grond. Ze bleef even liggen maar zette haar beentjes stevig en krabbelde overeind. Ze spreidde haar beentjes om meer grip te hebben en keek naar de grond. Ze had het koud, ijskoud. Ze rilde opnieuw hevig en keek bang rond. Ze rook iets maar ze snapte het niet. Wat was dat voor iets? Ze wist niet wat ze moest doen. Bang liet ze haar door haar knieën zakken waarna ze in een bolletje kroop, zover ze dat kon. Ze legde haar hoofdje neer en keek omhoog. Iets kwam naar haar toe. Ze voelde de trillingen op de grond maar wat was het? Kwam het haar opeten? Vermoorden? Zou het iets doen of juist niets? Bang keek ze omhoog, wachtend op iets.
[Ik&Kairi]
[Ik&Kairi]