Een zwarte hengst galoppeerde over het as. Zijn zware hoeven denderden op de harde grond. Diepe afdrukken werden achtergelaten samen met het as. Zijn oren waren in zijn gespierde hals gedrukt. Zijn donkere ogen stonden ijskoud en toonden geen emotie. De hengst had vele dingen gehoord in dit gebied. Teveel die hij eigenlijk niet mocht weten. Toch had hij het gehoord, pech voor hun. Hij was al een tijdje achter Azacar gelopen en nu ook achter de twee dochters van Azar. Hij had gehoord over de halfbloedjes in hun familie. Vreselijk was het. Hij snoof even en galoppeerde naar de vulkaan. Hij bleef bovenop de vulkaan staan en hinnikte luid en hard. Azar moest komen en wel nu. Hij had veel gehoord en alles moest doorverteld worden aan de hengst. Het waren immers zijn dochters en zoon. Hij grijnsde even vals en keek over het gebied heen. De paarden zouden grote problemen krijgen. Dat was zeker. Hij snoof even en sloeg geïrriteerd met zijn staart. Waar bleef die hengst toch? Hij werd ouder maar was toch nog fit? Hij grijnsde even en keek daarna recht vooruit. Hij was niet iemand die snel wat zei. Snel zou lachen of gemeen zijn. Hij was eerder stil en sprak met valse woorden. Vechten kon hij goed. Zijn spieren had hij te danken aan de grote Fries Azar. Hij had hem getraind toen hij jong was. Toen was de hengst rond zijn leeftijd, nee iets jonger. De hengst snoof en een bekende geur drong zijn neus binnen. Hij keek op en boog meteen zijn hals voor de zwarte hengst. "Azar" zei hij met ijskoude stem en zweeg meteen.
& Azar
& Azar