Falcon
Een zilverwitte schim bewoog zich voort, een lange zijdeachtige staart gleed achter haar aan. Haar spitse oren stonden vrolijk en attent naar voren gericht. Een paar helderblauwe ogen keken helder maar iets wat afwezig voor zich uit. Kalm stapte ze voort, langs de rivier maar ze merkte hoe deze langzaam aan zijn einde kwam. Een stroomversnelling werd gevormd en lokte haar uit tot een vlotte galop langs de oever. Haar achterbenen zette zich krachtig onder haar lichaam, haar voorbenen maaide ver voor haar uit. En haar hals had ze iets gekruld. Ze zette zichzelf aan tot een rengalop, legde haar oren plat in haar nek zodat ze voor haar gevoel nog sneller zouden gaan. Een traan vormde zich in haar ooghoek door de snelheid die ze had gemaakt en gleed even snel over haar kaak weg, om even door de lucht te vliegen en op de vochtige bodem te landen. Onbedwingbaar ging ze door, zo af en toe had ze dit soort momenten nodig zichzelf even helemaal uitleven. Wild gooide ze haar hoofd in de lucht, gaf een vreugde hinnik en voelde hoe de wind door haar vacht streelde en met haar manen speeldde. Langzaam minderde ze vaart ging over in een soepele draf en na een aantal meter weer terug naar een kalme stap. Haar neusgaten waren wijd open gesperd, trilden kort en zagen van binnen helemaal rood. Het was een flinke inspanning maar het was zo heerlijk om te doen. Haar oren kwamen weer overeind uit haar nek en stonden weer zoals altijd naar voren gericht. Haar staart sloeg kort een vlieg weg die op haar was geland. Het lichte zweet dat zich had gevormd trok vliegen aan die hier al veel te veel voorkwamen, een van de dingen waaraan ze zich ongelovelijk irriteerde. Ze was nog niet zo heel veel anderen tegen gekomen hier in Dream Horses, al moest ze zeggen dat ze niet specifiek opzoek ging naar vreemden om maar even te kunnen praten. Het lot zou bepalen hoeveel en welke paarden ze tegen zou komen, en of ze die aardig zou vinden zou dan wel blijken. Het lag ook deels aan de houding die ze aannamen, eentje die als zo dominant en arrogant als de pest aan zou komen kon het vergeten. Maar die zou het waarschijnlijk ook niet geweldig vinden om haar tegen te komen. Ze was een vriendelijke meelevende en mysterieuse merrie. Maar zo op het eerste zicht leek ze gewoon een doodnormale merrie, geen aparte verschijning niks. Na een poosje zag ze dat een soort afgrond in beeld kwam, de rivier naast haar was een enorm end uitgebreid en stroomde daar naar beneden. Overduidelijk een waterval maar daarvoor was ze hier, ze wou ze gewoon zo graag een keer zien. Ze bleef op een meter van de afgrond staan en keek haar ogen uit, het was hier prachtig. Een oneindig uitzicht over half Dream Horses, de frisse wind die haar koel bij haar hoofd hield en het zonnetje dat nog net zijn laatste stralen eruit perste. Het geraas van het water dat naar beneden kletterde vulde haar oren. Haar staart waaide langs haar achterbenen naar voren evenals haar manen die naar voren geblazen werden door het lichte briesje dat er stond. Links van haar een bos, rechts van haar de enorme rivier en voor haar.. Voor haar een oneindig uitzicht met een ongelovelijk diepe afgrond die haar dood zou betekenen mocht ze erin vallen. Een knispering wekte haar uit haar gedachtes en ze keek op, kwam er iemand haar kan op of was het een van de vele bosdieren die zich hier bevonden. Met een zachte stem als een fluistering op de wind praatte ze tegen datgene dat er kwam “Hallo “ haar oren draaide zich de richting op waar het geluid vandaan was gekomen.