Donkere schaduwen. Om haar heen. Fluisterende liederen. Woorden die geen enkel levend wezen in zijn leven gehoord zou willen hebben. De duisternis van de nacht. Omringd en geen ontsnapping mogelijk. Stille hoefslagen op de vochtige aarde. Wie? En waar ging het heen? Zacht getik van de natte druppels uit de hemel. Regen, of een andere vloeistof? Onbekende geuren. Bloeiende madeliefjes, rood gevlekt. Gevolgd, of vermeden. Zíj... - was het wel zeker wie zichzelf tot prooi mocht benoemen? - of hij? Een ruwe tong gleed langzaam over haar lippen. Begon rechts en gleed door, naar de linker kant en weer terug. Het laatste beetje bloed van haar 'slachtoffer' werd weg gehaald. Haar tong gleed nog maals naar buiten, zoekend naar het vocht van haar lippen. Kwam uiteindelijk uit bij het gladde litteken op haar neus, over haar mond. Werd zich weer bewust van het gene dat om het litteken heen ging. Een raar uitlopend plasje stroomde de verder. Een druppel die kwam maar tot de helft van haar hoofd. Maar was er wel licht wel. De tweede iets verder. En hoewel ze niet ver kwamen, eindigde het verhaal van de derde op de grond. In een klein plasje bloed. Enkele laatste druppels vielen op haar angstaanjagende litteken, in de vorm van een kleine mini raaf. Dit litteken was altijd goed zichtbaar.
Keer op keer weer vermengde de palomino silhouet zich met de duisternis. De duisternis die zelf niet in staat was de gedaante van de schaduw te onderscheiden. Als er ook maar een gedaante mocht zijn. Enkel een vage schim bewoog zich voort, niet één pad volgend. Simpelweg doelloos zwervend door het bos. De steentjes lichtjes onder haar hoeven protesterend terwijl het bloed op haar lichaam, benen en hoeven een pad maakte naar de dood. Naar de dood haar zelf, naar haar. De wind woei die nacht, liet zijn teksten en liederen in haar oor fluisteren. Zachtjes... en desondanks voor iedereen hoorbaar. Zelfs wanneer het niet gehoord wílde worden. Gevogelte vloog op uit de hoge dennen vlakbij, zingend, sommige vonden het prachtig. Andere zoals de merrie vonden het afschuwelijk gekrijs, oorverdovend. Alsof ze riepen om de dood zelf, smeekten hen mee te nemen. Alles beter dan hier. In dit bos. In deze bomen. Onder deze hemel. Met de palomino schim die onder de takken door bewoog, de palomino schim wiens passen staakte en op keek. De donkere lucht tegemoet. Éen halve maan, duizenden sterren. En een dikke, sinistere wolk. Klaar om alles wat sommigen pracht noemden te bedekken.
Swara's ogen gleden weer naar het pad. De blik niet meer dan een peilloze diepte, en vervolgde haar passen.
Geritsel in de struiken nabij haar. Een nieuwe, onbekende fonkeling in haar schijnend gele ogen. Haar benen haar er als vanzelf naar toe begeleidend alsof haar hele lichaam simpelweg net zo smáchtte naar een ontmoeting... naar bloed... naar pure angst. Haar diepe oneindig lege ogen keken sinister rond. Ze stopte, haar passen staakten. Haar ogen vielen uiteindelijk op takken, bewegende takken. Je zou denken: 'Wat is daar nou boeiend aan?' Maar dit was anders, er was daar iemand. In de duistere schaduwen van het bos.
[Painted Black ]
Keer op keer weer vermengde de palomino silhouet zich met de duisternis. De duisternis die zelf niet in staat was de gedaante van de schaduw te onderscheiden. Als er ook maar een gedaante mocht zijn. Enkel een vage schim bewoog zich voort, niet één pad volgend. Simpelweg doelloos zwervend door het bos. De steentjes lichtjes onder haar hoeven protesterend terwijl het bloed op haar lichaam, benen en hoeven een pad maakte naar de dood. Naar de dood haar zelf, naar haar. De wind woei die nacht, liet zijn teksten en liederen in haar oor fluisteren. Zachtjes... en desondanks voor iedereen hoorbaar. Zelfs wanneer het niet gehoord wílde worden. Gevogelte vloog op uit de hoge dennen vlakbij, zingend, sommige vonden het prachtig. Andere zoals de merrie vonden het afschuwelijk gekrijs, oorverdovend. Alsof ze riepen om de dood zelf, smeekten hen mee te nemen. Alles beter dan hier. In dit bos. In deze bomen. Onder deze hemel. Met de palomino schim die onder de takken door bewoog, de palomino schim wiens passen staakte en op keek. De donkere lucht tegemoet. Éen halve maan, duizenden sterren. En een dikke, sinistere wolk. Klaar om alles wat sommigen pracht noemden te bedekken.
Swara's ogen gleden weer naar het pad. De blik niet meer dan een peilloze diepte, en vervolgde haar passen.
Geritsel in de struiken nabij haar. Een nieuwe, onbekende fonkeling in haar schijnend gele ogen. Haar benen haar er als vanzelf naar toe begeleidend alsof haar hele lichaam simpelweg net zo smáchtte naar een ontmoeting... naar bloed... naar pure angst. Haar diepe oneindig lege ogen keken sinister rond. Ze stopte, haar passen staakten. Haar ogen vielen uiteindelijk op takken, bewegende takken. Je zou denken: 'Wat is daar nou boeiend aan?' Maar dit was anders, er was daar iemand. In de duistere schaduwen van het bos.
[Painted Black ]