Grote hoeven raakte de grond hard en namen flinke kluiten prut mee. Zijn zware adem, als of hij ergens voor op de vlugt was, klonk als een pruttelende opstartende auto. Zijn hoofd werd hoog gedragen, eveneens als zijn staart. Zijn hoofd bonkte en hij had het gevoel alsof zijn hoofd elk moment ging ontploffen. Maar toch verscheen zijn dwarse glimlach, galoppeerd ehij hard door het gebied. Zijn rechterachterhoef bleef haken in een van de kleine of grote plassen en werd als drijfzand naar beneden gezogen. Zijn lichaam beefde, spande zich aan om met volle kracht zijn been er uit te trekken. Maar het lukte hem niet. Nog steets niet. En na een half uur staan trekken, stond hij daardan. Uitgeput en wel, nog steets met zijn hoef vast in een plas met drijfzand. Hij zuchte. Hij was al wat tot rust gekomen, maar nog steets had hij het gevoel alsof zijn staart in brand stond. Hij zuchte. Waarom was hij dan ook zo stom geweest om als een gek door dit gebied te rennen? Hij wist toch wel dat dit kon gebeuren? De wind vloog langs hem en leek zijn naam te fluisteren. Hij zuchte, nogmaals en sloot zijn ogen. Hij bleef hier maar staan, tot dat hij hulp kreeg of een geniaal plan.
[ & Courage ]
[ & Courage ]