Rival liep stapje voor stapje rond. Hij had een ontzettend smal stuk gevonden waar hij uiteraard langs moest komen. Zijn koppigheid stond hem net iets te ver in de weg, zeker wanneer hij zijn humeur niet mee had. Een hengstige merrie zou nu bijzonder welkom zijn. Rival knarsetandde een keer voor hij zijn kop schudde en zijn hoef bijna weggleed. 'HOLY DA...' schreeuwde hij een keer luid voor hij bijna onderuit ging door dat hij net de zeis naast hem zag lopen. 'Wel wel, Magere Hein, volgens mij is dat lang geleden, weet je,' murmelde Rival. De zwarte kap over het skelet joeg menig dier angst aan, maar Rival vond het noch indrukwekkend, noch eng. Hij voelde zich er eerder bij op z'n gemak, terwijl hijzelf toch niet zo'n moordenaar was. Het skelet keek hem een keer "leeg" aan (wat wil je met holle oogkassen) toen Rival weer bijna misstapte. Hij en het skelet gromden beiden een keer. Rival omdat hij zijn ondermaatse benen vervloekte die niet mee wilden werken en Magere Hein omdat hij er absoluut niets voor voelde om nog langer in deze ijskoude omgeving rond te sjokken. Rival gromde nog eens wat verwensingen die niet voor herhaling vatbaar zijn. 'Ik ben niet van plan te sterven, Magere Hein. Het zou bijzonder prettig zijn als je een keer met een normale reden kwam in plaats van te azen op mij als lijk,' bitste Rival terwijl hij zorgvuldig zijn hoeven neer plantte. Magere Hein liet kort zijn nogal botachtige vingers over het ijzeren deel van zijn zeis glijden, voor hij Rival een keer "bot" toeblikte en vervolgens weer even snel verdween als dat hij gekomen had wat tot nu toch nog geen enkele levende sterveling hem had nagedaan. Wellicht zou die tijd ook nooit komen. Rival hoorde dat de verwezenlijking eindelijk een plek op aard had gevonden, hoewel hij daar weinig van geloofde. Praktisch ieder paard had wel een beetje feeling in zich, al was het om een paar paarden naar de andere wereld te helpen. Rival grinnikte een keer binnensmonds, hoewel het nu wel een stuk eenzamer naast hem voelde zonder een skelet met een zwarte mantel inclusief een ijzeren zeis. Het was op de één of andere manier wel relaxend om een stilzwijgend iemand naast je te hebben, tenzij die persoon je liever dood dan levend tegen kwam. Rival murmelde nog wat onweerstaanbaars voor mede personen met gevoelige oren en sjokte verder. Waar was Nykur als je d'r nodig had? Of een wannabe bad ass als je die nodig had? Normaal kwamen ze altijd overal en nergens opduiken, op de meest nutteloze momenten. Maar wanneer je ze een keer echt nodig had, lieten ze je zieten, de bastards. Je kon werkelijk waar nooit op de rekenen. Ze waren net als, als, een muggen die onmiddellijk stuk voor stuk platgebrand moesten worden. En als je van de duvel spreekt, daar kwam een roetzwart peerd met een vreemde aftekening rond haar ogen die de meest vreemde kleur hadden die Rival ooit had gezien. Maar ze was wel damn sexy...
[Moet ik meer zeggen?]
[Moet ik meer zeggen?]