Het ritmische geluid van hoefstappen weerklonk er in dit gebied. Zachte zwiepen van een staart zou zo je oorschelpen binnen kunnen dringen en je totaal gek maken. Het was verder stil, iets té stil. Het ritme van de hoefstappen werd trager en trager totdat je ze niet meer kon horen. Het begon zacht te sneeuwen. Dit gebied was al helemaal wit, eeuwig wit. Zijn kijkers gingen vredig rond, iedere seconden zetten zijn neusvleugels zich wijd uit, zijn flanken gingen vredig op en neer. Diep van binnen, in bescherming van zijn ribbenkast bonkte zijn hart ritmisch. Zijn oren gingen van voor naar achteren en naar buiten. Om alle geluid op te pikken. De zwart/blauwgrauwe manen hingen over zijn hals, aan de ene kant hing alles en aan de andere kant niets. Zijn staart was geheven en sloeg iedere seconde tegen zjin flanken. Nog altijd heerste er een doodse stilte hier, wat opmerkelijk was maar hij wist niet wat hij kon verwachten.
Itz schudde zijn hoofd en zette een pas opzij. Rustig ging zijn hoofd rond en zette hij een stapje naar voren. Zijn oren waren iets naar achter gedraaid maar dat maakte niets uit voor zijn geaardheid. Hij had er geen. Itz was slecht als hij wou, Itz was goed als hij wou en Itz was neutraal als hij wou. Meestal toonde hij geen emoties maar hij was aardig en zelfverzekerd. Niet bepaald iemand om veel te zeggen maar hij kon zeker niet zwijgen. Nog altijd wiebelden zijn oren heen en weer dus legde hij een naar achter en eentje naar voren. Een zachte hinnik vormde er in de lucht, het zweefde nu naar een paard. Een paard waarbij je “u” tegen zou kunnen zeggen. Iemand die net als hij was. Iemand die hem zou kunnen begrijpen en gewoon iemand om te praten. Dat alles zonder afgekraakt te worden. Bij de gedachten al begon zijn hart krachtiger slaan maar liet niets zien aan de buitenkant. Rustig zette hij de gedachte af en liep met zachte passen naar het meer om vervolgens daarover heen te staren. Zijn vacht was bedekt met een klein laagje sneeuw. Het was altijd mooi, de winter. Vooral in zijn vroegere land, in de andere tijden. Voordat de tijden veranderden… Voordat hij gedwongen was om mee te doen. Mee te doen met barbaarse dingen. Rustig zuchtte hij en verhief zijn hals een beetje. Iets hoger, zonder enkele emoties. Toch kon je zien dat hij niet onvriendelijk was. De blauwe ogen van de hengst gingen naar een schim. In schim in de verte.
[Yara only =3]
Itz schudde zijn hoofd en zette een pas opzij. Rustig ging zijn hoofd rond en zette hij een stapje naar voren. Zijn oren waren iets naar achter gedraaid maar dat maakte niets uit voor zijn geaardheid. Hij had er geen. Itz was slecht als hij wou, Itz was goed als hij wou en Itz was neutraal als hij wou. Meestal toonde hij geen emoties maar hij was aardig en zelfverzekerd. Niet bepaald iemand om veel te zeggen maar hij kon zeker niet zwijgen. Nog altijd wiebelden zijn oren heen en weer dus legde hij een naar achter en eentje naar voren. Een zachte hinnik vormde er in de lucht, het zweefde nu naar een paard. Een paard waarbij je “u” tegen zou kunnen zeggen. Iemand die net als hij was. Iemand die hem zou kunnen begrijpen en gewoon iemand om te praten. Dat alles zonder afgekraakt te worden. Bij de gedachten al begon zijn hart krachtiger slaan maar liet niets zien aan de buitenkant. Rustig zette hij de gedachte af en liep met zachte passen naar het meer om vervolgens daarover heen te staren. Zijn vacht was bedekt met een klein laagje sneeuw. Het was altijd mooi, de winter. Vooral in zijn vroegere land, in de andere tijden. Voordat de tijden veranderden… Voordat hij gedwongen was om mee te doen. Mee te doen met barbaarse dingen. Rustig zuchtte hij en verhief zijn hals een beetje. Iets hoger, zonder enkele emoties. Toch kon je zien dat hij niet onvriendelijk was. De blauwe ogen van de hengst gingen naar een schim. In schim in de verte.
[Yara only =3]