if it's not perfect I'll perfect it 'til my heart explodes
Als ze heel eerlijk mocht zijn -en dat mag ze, daar heeft ze alle recht toe- dan had Faye een gruwelijke hekel aan de winter. En niet zomaar een gruwelijke hekel, maar eerder een onverdraagzame, ijskoude en knarsende haat die haar botten verwarmde wanneer de ijskoude wind weer eens door haar vacht heen sneed als vlijmscherpe messen. Zelf was ze misschien zo wit als sneeuw, zo schitterend als ijskristallen en lag er een glimlach bevroren op haar glazuurroze lippen, van binnen was ze warm. Zo warm als de gouden zon in de zomer, de bries die zachtjes op het plekje achter je schoft kriebelde. Faye stampvoette -want ja, het was echt weer om te stampvoeten, als je dit slecht weer vond- door het besneeuwde DH, in zich zelf mompelend als het geschifte paard dat ze nu eenmaal was. Allemaal klachten aan koning winter, die volgens haar maar al te snel mocht vertrekken en ergens anders kon gaan wonen. Op de noordpool bijvoorbeeld, tussen de pinguïns en ijsberen. Stampvoet, stampvoet, stap voor stap ging Faye haar weg zoeken tussen de geisers. Lekker levensgevaarlijk enzo, echt iets voor haar. Ze gooide haar leven graag in de waagschaal, dat was een uitdaging- overleven. Soms was het nog maar net goed gegaan, maar ze was -logisch genoeg- nog nooit dood gegaan. Dat was trouwens haar allergrootste angst, doodgaan, dus dat zou misschien nog wel een tijdje duren. Al werd ze wel ouder, ook al erg angstaanjagend. Maar nog steeds drop-dead-gorgeous natuurlijk. Daar mocht best over opgeschept worden. De kleine merrie, met de fijngebouwde trekken, sneeuwwit, gespierd maar geen gram vet te veel en de diepzwarte ogen waar zoveel donkere geheimen in verborgen zaten en niet te vergeten haar zachtroze neusje dat haar een eeuwig speelse uitdrukking voor deed houden. Ja, je zou zeggen dat ze het niet slecht voor elkaar had. Nou, wel dus. Want ten eerste spoorde Faye niet echt. De weinigen die wel eens met haar spraken konden dat vast wel beamen. Ten tweede had ze heel veel verkeerde beslissingen gemaakt en onder andere wat dingen op haar ziel geschreven waar de duivel nog van onder de indruk zou zijn. Ten derde -en zo kan ik nog wel even doorgaan- was Faye eigenlijk een trieste en verloren zaak. Ze had geen vrienden, wist niet wat liefde was. Wat een ellende. Maar ze had ook niets te geven, durfde niet te ontvangen, dus misschien was het ook wel haar eigen schuld. Want hoe kan je nu iets opbouwen als je geen bodem hebt om op te staan? Juist, dat kan niet. Mooi van buiten, leeg van binnen. Een zucht kwam als een dampwolkje uit haar neusgaten, haar eigen persoonlijk geiser, hihi. Het was hier ook een saaie bedoening. Alleen wat hete lucht die af en toe uit spleten uit de aarde kon opstijgen en je vervolgens levend kon verbranden. Of toch niet helemaal? Haar donkere ogen spotten plotseling iets wonderbaarlijks, iets wat ze zo ongelofelijk opwindend vond dat ze zachtjes giechelde, een lachje dat uitzette tot een bulderende lachbui toen ze dichterbij hét kwam wat haar zo opvrolijkte. Een vonkje begon te gloeien in de lege zwarte ogen en heel even leek Faye dolgelukkig, straalde ze een tastbaar geluk uit wat de hele omgeving rond haar heen deed oplichtten, alsof de kleine merrie een ster was die haar licht over de verdusiterde aarde straalde. Waarom ze ineens zo vrolijk was? Er groeide een klein bloemetje, vermoedelijk een vergeet-mij-nietje op de kale en koude grond. Wow. Gefascineerd staarde Fee naar deze voorbode van de lente, naar iets wat voor het einde van de winter zou betekenen. Ze staarde zo intens dat de wereld om haar heen zou kunnen vergaan en dan zou ze het niet eens doorhebben, zo intens dat ze met haar blik hem bloemetje dwong om verder te groeien.
[Off: open voor iedereen yay~]
Als ze heel eerlijk mocht zijn -en dat mag ze, daar heeft ze alle recht toe- dan had Faye een gruwelijke hekel aan de winter. En niet zomaar een gruwelijke hekel, maar eerder een onverdraagzame, ijskoude en knarsende haat die haar botten verwarmde wanneer de ijskoude wind weer eens door haar vacht heen sneed als vlijmscherpe messen. Zelf was ze misschien zo wit als sneeuw, zo schitterend als ijskristallen en lag er een glimlach bevroren op haar glazuurroze lippen, van binnen was ze warm. Zo warm als de gouden zon in de zomer, de bries die zachtjes op het plekje achter je schoft kriebelde. Faye stampvoette -want ja, het was echt weer om te stampvoeten, als je dit slecht weer vond- door het besneeuwde DH, in zich zelf mompelend als het geschifte paard dat ze nu eenmaal was. Allemaal klachten aan koning winter, die volgens haar maar al te snel mocht vertrekken en ergens anders kon gaan wonen. Op de noordpool bijvoorbeeld, tussen de pinguïns en ijsberen. Stampvoet, stampvoet, stap voor stap ging Faye haar weg zoeken tussen de geisers. Lekker levensgevaarlijk enzo, echt iets voor haar. Ze gooide haar leven graag in de waagschaal, dat was een uitdaging- overleven. Soms was het nog maar net goed gegaan, maar ze was -logisch genoeg- nog nooit dood gegaan. Dat was trouwens haar allergrootste angst, doodgaan, dus dat zou misschien nog wel een tijdje duren. Al werd ze wel ouder, ook al erg angstaanjagend. Maar nog steeds drop-dead-gorgeous natuurlijk. Daar mocht best over opgeschept worden. De kleine merrie, met de fijngebouwde trekken, sneeuwwit, gespierd maar geen gram vet te veel en de diepzwarte ogen waar zoveel donkere geheimen in verborgen zaten en niet te vergeten haar zachtroze neusje dat haar een eeuwig speelse uitdrukking voor deed houden. Ja, je zou zeggen dat ze het niet slecht voor elkaar had. Nou, wel dus. Want ten eerste spoorde Faye niet echt. De weinigen die wel eens met haar spraken konden dat vast wel beamen. Ten tweede had ze heel veel verkeerde beslissingen gemaakt en onder andere wat dingen op haar ziel geschreven waar de duivel nog van onder de indruk zou zijn. Ten derde -en zo kan ik nog wel even doorgaan- was Faye eigenlijk een trieste en verloren zaak. Ze had geen vrienden, wist niet wat liefde was. Wat een ellende. Maar ze had ook niets te geven, durfde niet te ontvangen, dus misschien was het ook wel haar eigen schuld. Want hoe kan je nu iets opbouwen als je geen bodem hebt om op te staan? Juist, dat kan niet. Mooi van buiten, leeg van binnen. Een zucht kwam als een dampwolkje uit haar neusgaten, haar eigen persoonlijk geiser, hihi. Het was hier ook een saaie bedoening. Alleen wat hete lucht die af en toe uit spleten uit de aarde kon opstijgen en je vervolgens levend kon verbranden. Of toch niet helemaal? Haar donkere ogen spotten plotseling iets wonderbaarlijks, iets wat ze zo ongelofelijk opwindend vond dat ze zachtjes giechelde, een lachje dat uitzette tot een bulderende lachbui toen ze dichterbij hét kwam wat haar zo opvrolijkte. Een vonkje begon te gloeien in de lege zwarte ogen en heel even leek Faye dolgelukkig, straalde ze een tastbaar geluk uit wat de hele omgeving rond haar heen deed oplichtten, alsof de kleine merrie een ster was die haar licht over de verdusiterde aarde straalde. Waarom ze ineens zo vrolijk was? Er groeide een klein bloemetje, vermoedelijk een vergeet-mij-nietje op de kale en koude grond. Wow. Gefascineerd staarde Fee naar deze voorbode van de lente, naar iets wat voor het einde van de winter zou betekenen. Ze staarde zo intens dat de wereld om haar heen zou kunnen vergaan en dan zou ze het niet eens doorhebben, zo intens dat ze met haar blik hem bloemetje dwong om verder te groeien.
[Off: open voor iedereen yay~]