Haar ogen priemden in de ogen van de zwarte hengst. Opgeven zou ze nooit doen, ze deed alles, alles om deze te ontwijken. Hij zou haar niet van het leven beroven, al was het een of andere slechte wannabe, alles was beter dan deze vreselijke zwarte moordmachine. De wonden die ze op zijn lichaam had gemaakt was ze blij mee, zijzelf zat dan er dan ook onder, maar hij ook. Haar manen zaten aan haar lichaam geplakt, nog steeds kwam de regen met bakken uit de lucht naar beneden vallen. De zwarte paarden achter Cobrazarao vond ze zielig. Ze stonden daar alleen maar een beetje te wachten. Een beetje zielig afwachtend wat er zou gebeuren. Ze vond het gewoon mooi om te zien hoe ze achter dat monster te staan. Vermakend. Hoe zielig, ze waren zo zielig. Maar nu was ze doelbewust. Ze was alles tot in de details aan het uitwerken. Ze moest wegkomen, de hengst zo lang mogelijk vermijden. Ze moest geen spoor achterlaten. Die hengst kwam ook overal. En hij moest haar hebben, en waarom, omdat ze een aanval op zijn land had gedaan. Al haar trouwe onderdanen had hij vermorzeld, en nu moest hij haar, haar als loner nog eens even mee afrekenen. Zielig gewoon. Maar hij had deels gelijk, ze zou er ook alles aan doen om hém weer te doodden. Ze wilde hier heen gaan om een nieuw leger te maken. Maar dat beest bleef haar plannen dwarsbomen. Toen de hengst reageerde op haar eerste woorden sierde een grijns haar lippen. Nu kon ze mooi met hem spelen, als hij bleef reageren. Het maakte haar niet uit wat hij allemaal zei, als hij maar iets zei. Zodat ze hem kon bezighouden. "Ach, ach, dat ben ik zeker van plan. En ik zal genieten, je een zeer pijnvolle dood schenken. Omdat je zo goed gepresteerd had." Ze schudde lachend haar hoofd. Man, dit was gewoon grappig. Het was amuse, het was gewoon. Dit hélé verhaal was gewoon voor haar een uitdaging, spelen met de hengst. Allemaal een spel, en hij speelde mee. Geweldig. Al speelde ze met haar leven, ze zou het zorgvuldig doen, hij zou haar niks aandoen. Al wilde hij dat wel, ze zou de hengst, en zijn voltallige leger verslaan in haar eentje. 'Als jij maar geniet hè. Je armoedige legertje krijgt het enkel te zien waarschijnlijk. Zielig als een hoopje toekijken totdat het leven uit me is, en daarna op me rammen of zo? Ik zou het niet weten, ik ben dan toch al dood. Laten we het hier maar op, eigenlijk was ik niet van plan te sterven. Jij staat alleen als een irritante rots op mijn weg, die mij blokkeert. Maar vroeg of laat zou die rots opgeruimd zijn,' zei ze rustig, op een plagende toon. Ze speelde met hem, en hij reageerde er mateloos op. Ze zou zijn groepje wel even nieuwe ervaringen geven, zorgen dat je niet op anderen moet reageren als je een doel hebt. Ze schudde haar hoofd en bleef tegenover hem staan. "Schelden doet geen pijn weet je..." Waren de volgende woorden van de hengst. 'Weet ik wel, het is gewoon leuk om te doen. Denk eens na. Dâh,' zei ze droogjes. Spelend met de hengst. Hij deed dan wel heel neutraal, zijzelf liet zich helemaal meegaan in het gesprek. Ze rolde haar ogen, duidelijk voor de hengst om te zien. Ze zwiepte haar zwarte, doorweekte staart tegen haar flanken, waardoor schuim op haar flank tevoorschijn kwam, en de strepen waar plukken van haar staart neerkwamen, te zien waren. Opnieuw reageerde de hengst op haar volgende woorden. Proberend haar kleiner te krijgen. Ach, hij deed maar. Al zijn woorden deerden haar niet. Ze zou enkel met het paard spelen, wachtend tot het juiste moment. "Hmm, je hebt dan wel een groot voorkeur om
afgeslacht te worden door een betere monster dan ik. Ik moet je helaas teleurstellen. Betere dan mij vind je heus niet. En het kan me eigenlijk niet zo veel schelen wat je op dit moment voelt. Huil maar, dat klinkt als muziek in de oren. Je gunt me daar alleen plezier mee." Ze lachte er gewoon bij, haar hoofd in de lucht gooiend. ''T is toch om te gieren Cobra! Man, dit is wel de gróótste onzin die ik ooit heb gehoord. Dat jij bovenaan staat op de lijst. Ach nee man, helemaal onderaan. Ik ken génóég betere monsters. En het is beter dan mij, en niet betere meneer. Nederlands is moeilijk hè. En dan nog, ik moet alleen maar janken van het lachen. Dit is ongelooflijk leuk om te horen. Geweldig. Man, je hebt wel gevoel voor humor Cobra,' ze lachte tussendoor veel, en grinnikte nog na. Ze vond het echt leuk om te horen, wat een komiek dat het was. Leuk leuk, geweldig. Leden van zijn troepen werden vreselijk boos. En waarom? Waarom, omdat ze er lol in had. Omdat ze de hengst beledigde. Het maakte haar geen ene fuck meer uit. Het was nu, of nooit. En niks anders. Maar die zwarte troepen achter die hengst waren dan ook wel vréselijk dom. Een zielig hoopje stront om het zo te noemen. Ze keek de troepen even aan. 'Whaha, jullie zijn ook zielig,' grinnikte ze naar de paarden. Niemand zou haar toch aanvallen, dat zou toch niet mogen van Cobrazarao. Haar humeur was omgeslagen tot iets vrolijks, nadat Cobra zo had lopen grappen. Het was nu een beetje bekvechten naar elkaar, en dat was gewoon grappig. Ze hoopte maar dat de hengst er ook plezier in had, nou eigenlijk niet, dan zou het geen bal meer aan zijn. Hij moest woedend worden, dat zou veel leuker zijn. Ze grinnikte nogmaals, en keek de zwarte aan. Na haar volgende woorden moesten de zwarten vreselijk lachen. Blijkbaar was ze ook al heel leuk, maar dat was ze altijd al. Ze keek ze even aan. 'Oké..' ze keek de troepen even aan met zo'n hou-nu-je-mond blik. 'Wij zijn, jullie blijven erbuiten.' snauwde ze even naar het leger van Cobrazarao. Hun moesten inderdaad even hun kop houden, anders was het al lang niet meer zo leuk. En toen kwam Cobra met een hele mond vol brabbeltaal. "Ken je me dan nog niet? - '- ja wel...' zei ze er tussendoor. ' - Het kan me niet schelen dat iets lijd, zelfs niet van mijn eigen kudde. Je hebt me zelfs goed geholpen. Dat zielig veulen heeft zich vrijwillig aangeloten in mijn trainingskamp. Zijn haat voor jou heeft hem genezen. Pijn is iets zalig, daar geniet ik van. - 'Ah tuurlijk, maar ach, hij moet eerst nog even wachten. Je wilt toch niet nóg zo'n stom beest erbij als die jonge daar achteraan.' grapte ze, ze moest er toch wel even tussendoor komen. '- Toe vertel me nog zo'n verukkelijk verhaal. -' 'Zoals?' '- En slechte troepen. Hij keek alsof hij echt zo verbaast was naar Same. Dat is raar vinden jullie niet? Wij hebben nu het grootste eigendom op de aardbol en hebben nog geen enkele slachtveld verloren. De aarde beeft als we bewegen, alles wat we achterlaten is bedekt met rivieren van bloed en bergen van rottende lijken.-' 'Iewlg, die ruim je toch wel op?' '- Mijn paarden zijn zwaar en gespierd. En dat is niet een geweldig leger? Heb ik jouw zielige troep niet afgeslacht? En wie is hier op de vlucht? Merrie je moet nodig je ogen opendoen." Was zijn laatste zin, steeds moest ze er even tussendoor komen om hem te onderbreken. Hopelijk vond hij het irritant. Ze draaide haar hoofd een beetje schuin en keek de hengst aan. 'Leger! JIJ.' begon ze. Ja, oké dat had hij wel. Even iets nieuws bedenken in haar hoofd. Ze deed zich nu even voor als een raar beest, dat hem aan het uitdagen was. Maar in haar hoofd was ze precies met haar plannen bezig.. 'Gespierd? Geweldig? MIJN troepen zielig. Kijk eens naar je eigen troepen. Hoe zielig díé wel niet zijn. Gewoon sneu om te zien vind je niet? Ik vlucht misschien, alleen omdat ik het erg zou vinden om door een wannabe als jij vermoord te worden. Denk je dat ik mijn mooie kijkers niet open heb. Tuurlijk wel, anders zag ik je niet. NADENKEN.' zei ze opnieuw vreselijk droog, speels en uitdagend. 'En het zijn inderdaad dikke papzakken,' grinnikte ze er achterna. Hij had toch gezegd dat ze zwaar waren? Nou, dat waren ze zeker. Dikke vetkwabben. Dit was gewoon vreselijk leuk. Ze grinnikte weer en keek naar de zwarte hengst. Oké, moest ze weer even haar gedachten op orde brengen. Spelen met Cobrazarao was dan wel vreselijk leuk, maar ze moest weer haar plan rechtzetten. Het plan om te ontspannen. En nu kwam het. Het domme jonge beest zou vallen.
Een bulderende stem van Cobra. Beuken? Heuvel? Ohjeeh. Ze klom sneller, en het stenen gooien was nu minder van belang. Ze stoof omhoog, en toen de heuvels in tweeën brak gleden rotsen onder haar achterhoef naar beneden, richting de spleet. Het viel, haar lichaam viel. Alles leek in slow motion te gaan. Haar been was weggezakt in de spleet. Ze probeerde verwoed omhoog te komen. Onder haar zag ze wolven, zielig, uitgemergeld. Dat kon er ook nog wel bij. Ze bleef bengelen aan het stukje wanhoop. Steeds meer stenen brokkelden af. Stenen prikten in haar buik. Verdomme, het was gewoon, gewoon vreselijk. Ze kon niet op dat ene been blijven steunen. En opeens voelde ze scherpe tanden in het bungelende been prikken. Een wolf had haar. Ze hinnikte woest en gooide haar voorhand op. Zwarte paarden stonden al om hoor heen. Het verdoemde leger. Ze moest niet vallen. Ze verzamelde de kracht en ze kwam weer op drie benen terecht, haar been uit de afgrond ophoog trekkend. De tanden scheurden als rits naar beneden door haar vlees, totdat het uiteindelijk losliet. Ze zette het weer naast zich, maar ze was natuurlijk weer omsingeld. Achter zich, aan de overkant van de spleet stonden er ook enkelen. Ze tilde haar gewonde been op. Fuck, had ze dit weer. Zaten die domme paarden alweer om haar heen. Wolven jankten hongerig bij het ruiken van haar bloed. Dat bracht haar opnieuw op een idee, het was vreselijk riskant maar het moest. Het eerste beste paard dat ze zag zette ze tanden in de hals van het dier. Ze scheurde zijn hals open, omlaag trekkend. Bloed kwam uit de wond. Het stribbelde tegen, maar ze liet zich niet gewonnen. Ze kreeg klappen, maar ze hield vol. En uiteindelijk, toen ze het genoeg vond, trok ze het beest naar de rand. 'Nog laatste woorden,' siste ze. Ze gaf het dier een beuk, bleef doorduwen totdat het tussen de spleet viel, en de wolven hongerig aanvielen. Triomfantelijk keek ze naar Cobrazarao. 'Wie is de volgende vrijwilliger,' siste ze toen vals.