Dus dit was het, Dream Horses, wellicht haar nieuwe thuisplaats.
Een diepe zucht rolde over haar lippen terwijl een paar kristal blauwe ogen moedeloos vooruit staarde, de verte in. De witte merrie begaf haarzelf op een deel van de groene vlaktes, en tevens ook op het meest eenzame dieptepunt van haar leven. Nog nooit had ze haarzelf zo gevoel- het was ook moeilijk om te beschrijven. Ze zat in een tweestrijd met haarzelf, niet wetend hoe ze haarzelf moest voelen. Opgelucht, blij dat het over was? Arrogant omdat zij alles had doorstaan? Of eenzaam, kapot gesloopt van binnen, omdat zíj juist alles wat ze lief had was verloren. Naminé brieste en schudde haar hoofd waarbij haar maan top sierlijk heen en weer golfde. Ze was nog zo jong, en toch voelde ze haarzelf als een lopend wrak. Ze kwam als een newbie aangelopen in haar ééntje en wist nog niet eens waar ze heen wilde. Schrammen en kleine vleeswonden maakte haar kwetsbaar en onverzorgd. Dit was gewoon niet haar dag, niet het juiste moment om opnieuw te beginnen met haar leven. Zo koppig als dat ze was begon ze toch te lopen, de groene heuvels af. Het gras voelde zacht onder haar hoeven en voor kort sloot ze haar ijsblauwe ogen. Als niemand om je heen was, was er ook niemand om je nog pijn te doen. Niemand waar je je ziel en zaligheid in legde, en die je vervolgens weer keihard liet vallen. Dit keer zou geen teleurstellingen krijgen, Naminé zou van haarzelf afbijten. Ze walgde ervan wanneer ze haarzelf gebroken en eenzaam voelde, en nu zou dat veranderen. Haar mondhoeken krulde zich omhoog in een kleine glimlach terwijl ze haar ogen opende. Voorzichtig veerde haar voorbenen van de grond af en liet ze een zachte hinnik uit haar keel komen. Een koude wind gleed langs haar sneeuwwitte vacht, liet Naminé haar wonden doen vergeten. Zodra haar hoeven de grond weer raakte kneep vluchtig haar kiezen op elkaar. Auwh..Oké, ze kon haar wonden maar beter niet vergeten. Vooral de lange snee die ze verborgen hield onder haar manen, vlakbij het brandmerk dat zich op haar schouderblad had geroest. Het moest een anker voorstellen met loshangende ketens die zich sierlijk in een golf hadden gevormd. Vlug scande haar ogen het gebied. Gras..Gras..En nog eens gras. Hier en daar zag ze een silhouet voorbij komen, allemaal onbekende. Namine’s oren draaide een slag naar achteren toe terwijl ze begon te lopen. Natuurlijk verwachtte ze geen verwelkomingscomité, maar een kleine inleiding zou haar geen kwaad doen. Desnoods zocht ze zelf wel iemand op, tenslotte had ze haar tong op de juiste plek zitten.
Een diepe zucht rolde over haar lippen terwijl een paar kristal blauwe ogen moedeloos vooruit staarde, de verte in. De witte merrie begaf haarzelf op een deel van de groene vlaktes, en tevens ook op het meest eenzame dieptepunt van haar leven. Nog nooit had ze haarzelf zo gevoel- het was ook moeilijk om te beschrijven. Ze zat in een tweestrijd met haarzelf, niet wetend hoe ze haarzelf moest voelen. Opgelucht, blij dat het over was? Arrogant omdat zij alles had doorstaan? Of eenzaam, kapot gesloopt van binnen, omdat zíj juist alles wat ze lief had was verloren. Naminé brieste en schudde haar hoofd waarbij haar maan top sierlijk heen en weer golfde. Ze was nog zo jong, en toch voelde ze haarzelf als een lopend wrak. Ze kwam als een newbie aangelopen in haar ééntje en wist nog niet eens waar ze heen wilde. Schrammen en kleine vleeswonden maakte haar kwetsbaar en onverzorgd. Dit was gewoon niet haar dag, niet het juiste moment om opnieuw te beginnen met haar leven. Zo koppig als dat ze was begon ze toch te lopen, de groene heuvels af. Het gras voelde zacht onder haar hoeven en voor kort sloot ze haar ijsblauwe ogen. Als niemand om je heen was, was er ook niemand om je nog pijn te doen. Niemand waar je je ziel en zaligheid in legde, en die je vervolgens weer keihard liet vallen. Dit keer zou geen teleurstellingen krijgen, Naminé zou van haarzelf afbijten. Ze walgde ervan wanneer ze haarzelf gebroken en eenzaam voelde, en nu zou dat veranderen. Haar mondhoeken krulde zich omhoog in een kleine glimlach terwijl ze haar ogen opende. Voorzichtig veerde haar voorbenen van de grond af en liet ze een zachte hinnik uit haar keel komen. Een koude wind gleed langs haar sneeuwwitte vacht, liet Naminé haar wonden doen vergeten. Zodra haar hoeven de grond weer raakte kneep vluchtig haar kiezen op elkaar. Auwh..Oké, ze kon haar wonden maar beter niet vergeten. Vooral de lange snee die ze verborgen hield onder haar manen, vlakbij het brandmerk dat zich op haar schouderblad had geroest. Het moest een anker voorstellen met loshangende ketens die zich sierlijk in een golf hadden gevormd. Vlug scande haar ogen het gebied. Gras..Gras..En nog eens gras. Hier en daar zag ze een silhouet voorbij komen, allemaal onbekende. Namine’s oren draaide een slag naar achteren toe terwijl ze begon te lopen. Natuurlijk verwachtte ze geen verwelkomingscomité, maar een kleine inleiding zou haar geen kwaad doen. Desnoods zocht ze zelf wel iemand op, tenslotte had ze haar tong op de juiste plek zitten.